Carl Jacobs

(Zoals verteld door kleinzoon Felipe Opdebeeck tijdens het Verzetscafé te Mechelen op 9/12/2023)

Carl Jacobs

Impulsieve otter

Ongeveer rond dit uur, 83 jaar geleden, werpt de Duitse luchtmacht brandbommen op de stad. Paniek breekt uit, mensen schuilen en bidden dat het snel voorbij is. De Blitzkrieg heeft Mechelen nu ook te pakken. Nadat de helse regen aan bommen voorbij is, staat de scouts als de bliksem in de dakgoten, niet ontplofte brandbommen op te sporen en ze naar de begane grond te brengen. Op de Schuttersvest staat het torentje in brand van de familie Brusselmans. Wellicht 15 meter boven de grond staan er twee scouts met een grote aks de brandende balken door te hakken. Hoogtevrees schijnen die twee jonge gasten niet te kennen. Eén van die twee jonge gasten is mijn grootvader, Carl Jacobs... 18jaar oud... Vanavond neem ik jullie graag mee in zijn verhaal, maar vooral in zijn geloof, wilskracht , doorzettingsvermogen en ook wel zijn sluwheid...
De dag nadien staat Carl alweer paraat om waardevolle archiefstukken naar de kelders van het stadhuis te dragen. Opvallend is dat zijn vrienden dit steeds in scouts uniform doen. Dit is voor hun een ongeschreven wet... Als we gaan “helpen”, dan doen we dit steeds in uniform!
Vanaf die dag neemt de jeugd van Carl en vele andere jonge mannen een drastische wending. Wat cruciaal en typerend is voor deze wending in zijn jeugd is “hulp bieden” waar en wanneer maar mogelijk. Dit was de logica zelve, iets onvoorwaardelijk en vrijwillig. Wat heel kort nadien volgt is minder vrijwillig... namelijk het order van het ministerie van landsverdediging, DE CRABS. De benaming CRABS is de afkorting voor “Centre de recrutement de l’armée Belge”. Zowel Carl en zijn broer worden opgeroepen om naar Ieper te vertrekken. Zoals zijn totem IMPULSIEVE OTTER hem ongelooflijk sterk omschrijft zorgt hij ervoor om dit vertrek samen met de overige jongemannen van zijn scoutspatrouille te organiseren. Eens in Ieper worden ze onmiddellijk aan het werk gezet. Treinen vol vluchtelingen komen er toe, slachtoffers van helse bombardementen. Vaak ook oudere mensen die al meer dan 24uur onderweg waren in overvolle wagons. Die arme mensen hadden hun behoeften daar gedaan en hadden dringend nood aan zorg, eten en rust. Ze helpen uitstappen uit de wagons, ze wassen van kop tot teen en ze dan naar hun slaapplaats brengen. Was me dat een karwei, aldus mijn grootvader. Dit houdt zo enkele dagen aan.
Na alweer een korte nachtrust wordt Carl met enkele van zijn kompanen in volle dag wakker en is alleman daar weg... . Al de andere scouts is reeds onderweg naar Zuid-Frankrijk. “ONS” waren ze blijkbaar vergeten... . Door autostop te doen bij terugtrekkenden van het Engelse leger doen ze een poging om de andere mannen in te halen. Helaas worden ze de pas afgesneden door Duitse troepen aan de Somme. Hup, terug naar Mechelen in Duitse camions. De eerste jongemannen die terug in Mechelen toekomen. Ze stellen al snel vast dat de stad zo goed als leeg is... Enkel krijgsgevangenen bevinden zich in de Kazernes Baron Michel en Dossin. Geen politie, geen brandweer, geen POST.... Geen post meer potverdekke.. geen communicatie met familie/vrienden. In zulke tijden is papieren post natuurlijk onmisbaar om dingen te kunnen delen met elkaar. Ook hierin spelen de scouts en dus ook Carl een belangrijke rol. Hoe gaan ze dit oplossen? Wel, die jonge gasten in Mechelen starten met... de Padvinderspost. Alle scouts die terug waren plaatsen een doos op hun vensterbank met daarop in grote letters “PADVINDERSPOST”. En dat allemaal volledig gratis!! ’s Morgens rijdt Papy met zijn fietske heen en terug naar Antwerpen EN in de namiddag heen en terug naar Brussel... . Eens de brieven toekomen in Antwerpen neemt iemand ze over en brengt ze verder naar Sint Niklaas, Gent enz. Voor Brussel zijn het dan weer de Maroliens die de post verder brengen naar midden Belgie en Wallonie. Speciaal mannen die Maroliens, maar je kunt er wel op rekenen, zei hij. 
Elke brief komt ter plaatse, hoever die ook moet! De estafette dienst ontstaat en zo ook een stevig netwerk. Die Padvinderspost gaat zo een hele tijd verder... die jonge gasten, allemaal bekaf natuurlijk. Dankzij die Padvinderspost geraken ze goed bekend in Mechelen. Zo goed dat er op een zekere dag bezoek is van de secretaris van het Rode Kruis, verantwoordelijk voor de regio Mechelen. Die meneer was erg tevreden over het goede werk van die jongelui, maar wilt de scouts graag inzetten voor een ander, een nieuw doel. Het Rode Kruis heeft namelijk veel materiaal voor de krijgsgevangenen in de kazernes Baron Michel en Dossin. Die mannen van het Rode Kruis waren toen nog “echte heren”. Zelf een stootkar voortduwen zien die mannen niet zitten hoor. Carl belooft de scouts dus te mobiliseren en zichzelf hier ook voor in te zetten. Dit is HET kantelmoment voor mijn grootvader. Zoals gevraagd ging hij het materiaal brengen voor de krijgsgevangenen, maar wanneer hij de kazerne binnenloopt heeft hij normale benen en bij het terugkeren heeft hij opgezwollen benen. Onder zijn kousen zitten brieven verstopt van die gevangenen. Die brieven worden dan als de bliksem doorgesmokkeld naar Frankrijk, Engeland, enz. De officiële Padvinderspost en de klandestiene Padvinderspost.
Helden van het verzet
Stilaan winnen die padvinders het vertrouwen van die Duitse bewakers. Op een bepaalde dag wordt Carl aangesproken door een jonge Franse luitenant, Jacques Fouconnier. Die naam zal mijn grootvader sinds die dag nooit meer vergeten. Ik citeer de woorden van deze Franse krijgsgevangene: « Pour moi la guerre n’est pas encore terminée, nous avons bien perdu une bataille, mais pas la guerre. Je veux continuer à me battre. J’ai entendu l’appel de Charles De Gaulle. Je suis obligé envers moi-même et envers ma patrie de me présenter présent. Il faut que je sorte d’ici, tu peux m’aider… ? ». Waarop mijn grootvader antwoordt : « Ja, maar ik ben maar een klein scouteke, kzal zien wat ik kan doen »
Na die vraag van de luitenant begint de Padvinder wat rond te neuzen en te onderzoeken hoe hij die luitenant buiten kan krijgen. Zo komt Carl in de turnzaal terecht en ziet hij van die klassieke houten turnladders staan tot vlak onder de vensters. De ideale vluchtladder! Samen met zijn kompanen stelt hij een ontvluchtingsplan op. Een welbepaalde nacht en een herkenningspunt op het Mechels kerkhof om elkaar terug te vinden wordt concreet afgesproken. Thuis neemt Carl een brood mee EN een kostuum mee van zijn vader. Volgens Carl heeft zijn vader hier gelukkig nooit het fijne van geweten... Op het afgesproken tijdstip slaagt de Fransman er in om te kunnen ontsnappen via de te nemen hindernissen. Hij vindt Carl en ze blijven tot ’t einde van de nacht goed verstopt op het kerkhof zitten. ’T Einde van de nacht was met de avondklok ten einde om 5u ’s morgens. Carl begeleidt hem dan ’t stad door, de Coloma brug over, die half opgeblazen in de Vaart ligt. Vervolgens de trein op richting Brussel en met een heel klein hartje bang afwachten dat er geen controle zou komen.
Gelukkig loopt alles prima en komen ze toe in Brussel. Eens in Brussel zoeken ze zijn goede vriend op, de Rietsche la Pipe van de Padvinderspost uit de Marollen. Via Franse scouts zou hij de luitenant wel in Engeland krijgen. En zo ontstaat de aanzet voor een ontsnappingsroute.
We zijn 3, 4 maanden later en de moeder van Carl krijgt bezoek thuis van een onbekende meneer. Zijn moeder doet open en die heer vraagt onmiddellijk naar Carl. Na lang aandringen gaat de moeder Carl toch halen. Carl betrouwt de man niet, hij doet nogal geheimzinnig. “Ik kom met de groeten van luitenant Fouconnier...”. Mijn grootvader moet zich heel sterk inhouden om niet te juichen, hij houdt zich van den domme! Dat kan immers een valstrik zijn van de vijand. Enfin, na een tijd geeft de man zoveel informatie van de ontsnapping die alleen de luitenant en Carl kunnen weten. Het vertrouwen groeit... Uiteindelijk zegt de onbekende dat de Fransman Carl de groeten doet en hem heel erg bedankt. Hij hoopt dat die jonge gasten verder zullen werken aan de ontsnappingsroute. En zo vormen Carl en de scouts mede de bron van dit soort weerstanderswerk in Mechelen. Met de Padvinderspost leggen ze contacten die moeilijk door iemand anders, in die periode, kan gelegd worden. Door die estafette dienst komen die mannen overal. Carl is dat jaar ook een waanzinnig grote hulp toen in’t Hollands Diep in Willemstad een schip vol Belgische krijgsgevangenen tegen een magneetmijn aanvaart. Geen enkele dagbladschrijver krijgt de toelating om de Nederlandse grens over te steken. Ook hier komt het Rode Kruis dan weer aankloppen bij de scouts. Wanneer Carl toestemming gaat vragen bij de Duitse Kommandatur wordt hij met veel klank buitengesmeten: “los los, heraus!!”. Impulsieve Otter beslist dan maar om zonder toelating met zijn fietske tot naar de grens in Wuustwezel te gaan. Daar aangekomen, absoluut geen sprake om over te steken. Wat verder in Kappellen lukt het wel. Toevallig is daar een jong Duits luitenantje van dienst die gecharmeerd is wanneer mijn grootvader hem uitlegt dat zijn scouts uniform een beetje hetzelfde is als bij de Hitlerjugend. Carl legt uit dat hij een naamlijst wil opstellen van de Mechelse gesneuvelden en overleden krijgsgevangenen die op de boot zitten. Hij maakt indruk en krijgt toestemming: “Ja aber für ein tag!!”. Bij Carl duurt ein tag 24uur. Na heel de streek af te rijden, gaat hij zonder eten of slapen terug naar de grens om binnen de 24u op tijd terug te zijn. De Duitsers laten hem zonder probleem door en rijdt hij de resterende kilometers van de ongeveer 100 terug naar Mechelen, met al zijn naamlijsten.
Ondertussen wordt de ontvluchtingsketen verder uitgebouwd. Engelse piloten en officieren die terug in dienst willen worden opgespoord, opgevangen en via de clandestiene contacten in Frankrijk, Spanje en Portugal naar Engeland gesmokkeld... Carl wordt steeds actiever in het verzet en neemt nu ook deel mee aan sabotage acties tegen allerlei aanvoerlijnen van het Duitse leger. Dit duurt voor Carl tot mei 1942. Hij weet dat hij gevaar loopt, dat hij elk moment verbrand kan worden. De Nazi’s zoeken hem.
Helden van het verzet
Het is zover. Carl wordt in het midden van de nacht bruut wakker gemaakt door zijn moeder. De Gestapo staat voor de deur! Carl springt onmiddellijk uit zijn bed en in pyjama vlucht hij al hinkend den hof in. Een paar dagen ervoor liep hij namelijk een schotwonde op, achteraan in de knie tijdens een opdracht in Melsbroek. Gelukkig slaagt hij er met veel moeite in om over de tuinmuren te klauteren. Twee tuinen verder vindt Carl een soort tuinhuisje en dit wordt zijn schuilplaats. Schijnwerpers vanuit de dakvensters proberen een mogelijke vluchteling met het felle licht te ontmoedigen. Het huis zelf wordt binnenste buiten gedraaid en geen enkel plaatske wordt er ongemoeid gelaten. Hetzelfde geldt voor het huis links en rechts van het ouderlijke huis van Carl. Geluk of instinct? Carl slaagt er in uit de klauwen van de Gestapo te blijven die nacht. Echter weet hij dat enkel vluchten naar onbezet gebied, de enigste manier is om aan een vreselijke dood te ontkomen. Kunt ge u voorstellen dat je plots, in het midden van de nacht, moet schuilen in pyjama? Het hart bonkend tot in de keel, wetende dat doodseskaders u opjagen tot ze jou te pakken krijgen.
Mijn grootvader, Papy weet dat enkel kalmte, goed nadenken en stevig vooruitdenken hem kan redden. Het stevige netwerk dat hij en zijn kompanen hebben uitgebouwd zal nu voor hem van cruciaal belang zijn. De buren bezorgen hem een kostuum en loodsen hem tot een andere familie in Mechelen die op hun beurt hem dan weer helpen aan valse papieren en een volledig ander uiterlijk. Geverfd haar, bril, en zijn kapsel gans anders gelegd. Hij is plots iemand anders. (Al die valse identiteitskaarten zijn goed bewaard gebleven. Het is een onbeschrijflijk gevoel om deze de dag van vandaag in handen te hebben.) In zijn geval stralen ze tegelijkertijd moed en overlevingsdrang uit. Vanuit Mechelen vlucht Carl naar Bonheiden en zo naar het kasteel De Bist in Lier. Hij verricht er zwaar boerenwerk. Steeds loert het gevaar om ontdekt of herkend te worden. Het gebeurt dat, na het melken van de koeien, hij in de verte een oud-medeleerling ziet afkomen die zich heeft bekeerd tot Vlaamse SS-er. Als de bliksem gaat de vlucht verder. Zo komt Carl in het Noorden van Frankrijk terecht. Een Franse priester moet ervoor zorgen dat hij in het Zuiden van Frankrijk geraakt. Onbezet gebied tot hiertoe. Hevige jonge weerstanders, broers en zussen, bieden hem onderdak. Ze hadden hem wel niet gezegd dat hun moeder betrekkingen had met Duitse officiers. Bij een onverwachte thuiskomst van de moeder, hand in hand met een Duitse officier, moet Carl zich voor meer dan 80 uur verstoppen in een kast op zolder met alleen een conservenblik om in te plassen. Na deze helse uren geraakt Carl zo eindelijk via ’n passeur, zoals ze dat toen noemen, over de grens in onbezet gebied. Eindelijk, zou je dan zeggen. Maar dan volgt er op de trein een controle van een comissaire spéciale, van de regering Pétain. Die bekijkt zijn pas en Carl wordt opgepakt omdat hij uit bezet gebied komt. Al die moeite voor niets...
Ook hier komt zijn gevoel voor creativiteit geweldig van pas. De gevangenis zit gelukkig vol en Carl moet in een soort van gesloten villa verblijven. Om hieruit te geraken maakt hij alle mogelijke bezoekers wijs dat hij o zo graag priester wil worden. Telkens hij stappen hoorde, zit Carl Jezuske van ’t kruis te bidden. Na veel aandrang krijgt hij de aalmoezenier op bezoek en die staat hem uitzonderlijk toe om misdienaar te zijn in zijn ochtendmis. Die ochtendmis is iedereen aanwezig , behalve Carl. Hij weet al snel het station te vinden. De mannen van het spoor zijn bekend voor hun weerstand tegen de Duitse bezetter, dat weet hij maar al te goed. Hij krijgt hulp en geraakt zo tot in Lyon. Vandaar vlucht Carl naar de Pyreneeën. Daar werkt hij enige tijd als buildrager van houtskool. Deze was bestemd voor auto’s met een gasstoof op. Dagenlang duurt deze zware arbeid. Zakken vol houtskool uit het bos de berg af naar beneden dragen. Soms waren de zakken minder zwaar dan gewoonlijk. In die zakken zaten soms meer geheime berichten dan boskool. Carl had al snel weer contacten gelegd met het plaatselijk verzet. Nadat hij verneemt dat heel Frankrijk bezet zal worden, vlucht hij de grens over met Spanje. Stomdoof want Spaans spreekt hij niet. Ook hier volgt er een aanhouding door de Spaanse politie en vliegt het beruchte kamp van Miranda Del ebro in. Door de burgeroorlog in Spanje is het zware miserie. Koffie kunnen ze krijgen uit het toenmalige Belgische Congo. Op één voorwaarde, dat ze Belgen die over de grens komen doorsturen naar Engeland. Belgen in ruil voor koffie dus. Nu nog Portugal doorkruisen en EINDELIJK kan Carl via een konvooischip de oversteek maken van Portugal naar Engeland. Hij komt veilig toe en kan eindelijk rusten van zijn helse tocht tot de oorlog voorbij is... Helaas, niets is minder waar. Hij komt toe in Londen en wordt er onmiddellijk gehandboeid! Ge kunt u wel inbeelden dat er mensen met minder goede bedoelingen de oversteek proberen. Carl wordt stevig aan de tand gevoeld door de mannen van de inlichtingendienst. Hij geraakt door de lange, erg grondige ondervraging en wint het vertrouwen van de agenten. Belangrijkste vraag die dan volgt is “En wat wil je hier nu doen?” Carl antwoordt dat hij zo snel mogelijk wil gaan vechten!!
Helden van het verzet
Hij twijfelt dan ook geen moment wanneer ze hem vragen of hij tot de speciale dienst SOE (Special Operations Executive) wil toetreden. Deze nieuwe dienst had zich tijdens de oorlog gespecialiseerd in het opereren in bezet gebied. Uitgerekend op zijn verjaardag 21 oktober 1942, wordt hij voor zijn eerste missie geparachuteerd in Bouillon. Carl zet voor de eerste keer na zijn vlucht terug voet aan grond in België. De aanval is nu zijn beste verdediging. Zijn belangrijkste opdracht is het doen samenwerken van de verschillende verzetsgroepen in de regio. Er heerst hevige onderlinge concurrentie, maar ook een zekere vijandigheid tussen de verschillende idealen van deze verzetsgroepen. Ze doen samenwerken en structuur brengen is nu zijn belangrijkste taak. Gewapende gerichte acties horen hier ook bij. Papy vertelde me dan vaak over zijn gesneuvelde kameraden, die in zijn ogen de echte helden zijn. Ik zie hem nog de tranen trots wegvegen en mijn grootmoeder, Granny, die hem dan wat suste. 
Met zijn “pianist” (Dat was een codewoord voor marconist, de operator van een soort van radio die morsecode kan uitzenden en ontvangen) Hiermee gaf Carl strategische plaatsen door die aangevallen of verdedigd moesten worden door naar zijn oversten of medekompanen in de regio. Ik had jullie graag nog veel meer willen vertellen over gedetailleerde acties die Carl gedurende dik twee jaar geheime dienst in bezet gebied heeft verricht. Helaas zijn dit net de vragen die in me opkwamen toen hij er niet meer was.
De nacht van 2 op 3 september 1944 breekt Carl door de linies van het Duitse leger om zich te melden bij zijn legereenheid in Brussel. Zijn kolonel feliciteert hem met het fameuze werk die hij had gedaan. Op 4 september 1944 mag Carl als beloning mee op de eerste Britse tank...Mechelen bevrijden !! Een ongelooflijke blijk van dank en erkenning voor Carl.
(De vorige foto van de hereniging is genomen op de Koningin Astridlaan toen Carl werd herkend door zijn goed vriend die slager was in de Adegemstraat) De Belgische legermuts werd hem dan op het hoofd gezet als symbool van dankbaarheid.... Carl zal na de bevrijding van Mechelen slechts 8 uur verlof krijgen om zijn familie weer te zien en nadien weer ingezet te worden. De oorlog was nog niet voorbij! Hij nam nog deel aan o.a. operatie Market Garden. Het doel hiervan was de belangrijkste bruggen in handen te krijgen nabij Arnhem, Nederland. Mijn grootvader zal uiteindelijk de wapens kunnen neerleggen bij zijn demobilisatie op 12 oktober 1945 te Burgsteinfurt in Duitsland met de graad van kapitein.
Mijn grootvader kreeg na de oorlog allerlei uitgeschreven erkennings attesten voor bewezen diensten tot zelfs een ereteken van de Britse koning. Wel, deze heeft mijn Papy me zelf nooit laten zien. Zoals je vaak hoort vond Carl zich helemaal geen held. Volgens hem deed deed hij gewoon zijn plicht. Als 14jarig manneke had ik bij hem in de bruine leren zetel ooit de vraag gesteld WAAROM hij dit gedaan had... Zijn antwoord zal ik nooit vergeten... Hij antwoordde: “Onverdraagzaamheid en onverschilligheid tov. elkaar is de grootste vijand van onze vrijheid”.
De rode baret die hij kreeg bij de SAS na zijn opleiding in Engeland is in mijn ogen het ultieme symbool en erkenning voor zijn afgelegde parcours. Op de baret van de SAS prijkt een embleem met opschrift “Who dares wins”. Wie durft die wint.
Deze zin is de rode draad geworden in mijn leven. Mijn grootvader, mijn voorbeeld, mijn held.
Word steunend lid van vzw Helden van het verzet
Door VZW Helden van het verzet te steunen houdt u de herinnering aan onze verzetshelden levend. Na de Tweede Wereldoorlog zijn deze mensen in de plooien van de geschiedenis verdwenen. Dankzij u kunnen we hen alsnog de gepaste eer bewijzen.