Een schoolvoorbeeld van jonge meisjes die zich met verbluffende overtuiging in de strijd tegen de bezetter wierpen. De veertienjarige Sieske, zesde dochter van een koopman en een kruidenierster, sloot zich in 1941 aan bij het Geheim Leger, een gewapende verzetsbeweging die zeer actief was in Limburg. Kinderen en vrouwen bewezen onder meer hun nut als koeriers. Ze verspreidden briefjes, verstopt in hun schoenen of de verborgen gleuven van een fietstas, regelden ontmoetingen of vergaderingen van verzetslui of transporteerden wapens en granaten in een boodschappentas.
Toen de Duitsers de klokken van de kerk in Maaseik door een nijpend tekort aan grondstoffen in september 1943 willen laten smelten, mengt Sieske zich in het protest. Samen met haar zus wordt ze aangehouden en opgesloten in een barak. Als straf moet ze vloeren poetsen met een Engelse vlag, maar ze weigert, ook na slagen en bedreigingen. Kort na haar vrijlating gaat het opnieuw mis. Na een discussie met een Duitse grenssoldaat wordt de temperamentvolle tiener zonder proces veroordeeld tot zes maanden gevangenis.
Na haar vrijlating zet ze haar verzetswerk meteen verder. Na de geallieerde landing in Normandië in juni 1944 trekken de Duitsers zich terug, maar niet zonder de gevreesde wraakoefeningen. Begin september 1944 verzamelt het Geheim Leger in Limburg zijn honderden verzetsstrijders, inclusief de vier zusters Vliexs, in de bossen van Rotem. De meerderheid valt in handen van de nazi’s. Twee zussen van Sieske, Pia en Bertha, worden ter plekke geëxecuteerd.
De helletocht van Sieske begint. Op weg naar het strafkamp van Ratingen in West-Duitsland ziet ze de helft van de Limburgse weerstanders rondom haar gefusilleerd worden. In het kamp zelf verricht ze dwangarbeid in de gieterij van staalfabriek Siebeck. Zij en een andere Vlaamse weten er als bij wonder te ontsnappen, maar tijdens hun vlucht naar Nederland lopen ze tegen de lamp. Ze belanden in het gevreesde Ravensbrück, een concentratiekamp voor vrouwen ten noorden van Berlijn. Dwangarbeid, een strenge winter, ziekte, honger en kou maken het praktisch onleefbaar.
Zelfs wanneer het eind april 1945 door Russische soldaten wordt bevrijd, zijn veel gevangenen er zo erg aan toe dat ze alsnog bezwijken. Na de bevrijding vertrekt Sieske met een groep Belgen te voet naar huis. Amerikaanse soldaten vangen haar onderweg op en laten haar in het ziekenhuis van Bitterfeld onderzoeken. Pas op 8 juni is ze voldoende aangesterkt om per vliegtuig terug te keren, maar dan nog moet ze een jaar doorbrengen in een Zwitsers sanatorium om te herstellen van tuberculose. De lichamelijke kwalen als gevolg van haar gevangenschap spelen haar een leven lang parten.