De pappie, onze held

“Het waren gewone mensen, geen helden.” Tijdens een herdenkingsplechtigheid aan het verzetsmonument in Lier sprak de burgemeester deze woorden. Fijn dat je hier bent en hen eert, dacht ik, maar ‘helden’ is wel degelijk het juiste woord. Net omdàt het gewone mensen waren. Graag vertel ik als kleindochter het verhaal van mijn grootvader; een gewone man en verzetsheld.

Door Gretel Van den Broek - 12/12/2025
De pappie, onze held

Grootvader met een knipoog

Hij heette Gustaaf Van Boeckel, maar iedereen noemde hem Stafke, en de kleinkinderen ‘de pappie’ met dat obligate lidwoord ervoor. Hij stierf toen ik drieëntwintig was, en tot op vandaag moet ik glimlachen als ik aan hem denk. Met oudjaar kregen wij van hem – verkleed als een vreemd figuur –  de meest onfeestelijke cadeaus in een plastic zak gestopt. Die kregen we als we maar hard genoeg met die zak schudden en ondertussen ‘lakkeboem!’ riepen. Een oud schriftje van Solo, een balpen van Bic, een pot roomrijst van Boss, een pak soldatenkoeken en poepgelei: een schuilkeldervoorraad feitelijk, terwijl andere kinderen speelgoed kregen. 
Tijdens onze familievakanties aan zee of in Spanje zat hij meestal ergens afgezonderd in de schaduw, met lange broek en dito mouwen. Het heeft lang geduurd voor ik besefte dat hij zijn vele littekens voor ons wilde verbergen. Ik heb altijd gedacht dat hij me dan als enige apart nam, om stiekem samen een dame blanche te gaan oplepelen, en dat dit iets unieks tussen hem en mij was. Pas als volwassene ontdekte ik dat hij die geheimzinnigheid ook met mijn zussen, neven en nichten had gedeeld. Dat ondergedokene, dat samenzweerderige heb ik pas kunnen duiden toen ik zijn oorlogsjaren en verzetsdaden ben gaan uitspitten. Ook de verbetenheid waarmee hij gemaakte beloften inloste, kon ik terugbrengen tot dat verleden. Hoe vaak zal hij bij zijn brute arrestatie en tijdens zijn helse jaren in de concentratiekampen niet gedacht hebben: Als ik vrijkom, Lievevrouwke, dan beloof ik dat ik…
Zijn leven lang koos hij voor lichtvoetigheid, ondanks de gruwelijkheden die hij op het netvlies gehad moet hebben. Zijn leven lang overtuigde hij mensen om op bedevaart naar Lourdes te gaan en stak hen geld toe als ze het niet konden betalen. Hij zeulde er als brancardier zieken door de straten, langs de kruisweg en in de ziekenprocessie. Zijn leven lang verzweeg hij de naam van een vriend die zich van zijn slechtste kant had laten zien. 
Helden van het verzet
Veelzeggend zwijgen
Nooit vertelde hij over de oorlog, maar altijd was er die neiging tot aanleggen van voorraden en aflossing van schuld, de oneindige afbetaling van dankbaarheid en zijn haast kinderlijke beleving van geheimzinnigheid. Er waren geruchten, die enkel achter zijn rug klonken. Dat er ergens in het Fort van Breendonk een hart in de muur staat gegrift, met de beginletters van zijn vrouw Mia en vooroorlogse kinderen: Mia, Liliane, Suz. Dat van de drie kinderen die hij na de oorlog kreeg – Bie, Rit, en Door – de laatste vernoemd was naar zijn goede vriend en collega Theodoor Proost, die zijn arrestatie niet overleefd had. Dat hij op weg naar de Duitse kampen een adreskaartje van zijn ouders uit de trein had gegooid, dat vervolgens door iemand gevonden en opgestuurd werd naar Lier, met daarop in kleine potloodletters de woorden dat ongerustheid niet nodig was – terwijl hij net de meest gruwelijke folteringen had ondergaan. Ik wist ook dat hij en de mammie wisten wie hen verraden had, maar dat ze die naam mee in hun graf wensten te nemen. 
Mijn beslissing om eindelijk het hele verhaal te reconstrueren, bracht vragen boven. Kwam dit mij wel toe, als de pappie er zelf voor gekozen had erover te zwijgen? En wat als ik iets zou vinden wat het licht niet graag zag? Met de toestemming van zijn toen nog vijf levende kinderen beet ik me er toch in vast. Als oudste bleek dat mijn moeder een doos met oorlogsdocumenten had geërfd, die al die jaren ongeopend was gebleven. De data die ik in de brieven en documenten vond, hielpen mij de puzzel van het verhaal te leggen. 
Het voor mij belangrijkste antwoord vond ik in de strafdossiers van zijn beulen Pitz en Von Hören. Tijdens hun naoorlogse proces had de pappie lange getuigenissen over hun martelpraktijken afgelegd, samen met vele anderen. Die twee bandieten bleven telkens herhalen dat ze niemand hadden aangeraakt, tot ze bij Stafke kwamen: ‘Ah, Van Boeckel, neen dat was een geval apart, daar kregen we echt geen woord uit. Die hebben we mogelijk een slag met de vlakke hand gegeven.’ 
Toen ik dat las, daar in de leeszaal van de griffie van het auditoraat-generaal bij het Militair Gerechtshof in Brussel, was ik diep ontroerd. Mijn grootvader is door een vriend verraden, en heeft zelf niemand verraden. Dat kan ik nu met zekerheid zeggen. En om die reden is hij voor mij een held.
Helden van het verzet
Word steunend lid en geef onze werking vleugels
Onze werking krijgt geen vaste subsidie. We kunnen jouw financiële steun dus goed gebruiken! Word vandaag nog steunend lid! Je maakt een historisch onrecht ongedaan, ontvangt het Heldenmagazine, steunt onze projecten en maakt deel uit van een levendige community.
Zijn verhaal
Tijd voor Stafs verhaal in vogelvlucht. De mammie had in Lier wasserij De Ribby en de pappie was politieagent. Hij werd hij door zijn vriend Theodoor bij het Geheim Leger ingelijfd. Hij was er verantwoordelijk voor de wapens, voor het maken en verspreiden van sluikblaadjes en voor de contacten met de eigen leden en andere verzetsgroepen. Namen- en adressenlijsten bijhouden was levensgevaarlijk, maar wel nodig voor het geval dat hij als contactpersoon gearresteerd zou worden en iemand deze taak moest overnemen. Staf had een lijst verstopt bij zijn vader, voor het geval dat. Zij vertrouwden elkaar blindelings.
Omdat het politiekantoor zich in het souterrain van het Lierse stadhuis bevond, hadden de agenten/verzetslui genoeg gelegenheid om de werking van de oorlogsburgemeester te bespioneren en te saboteren. Ze lieten documenten verdwijnen, vervalsten identiteitsbewijzen, maakten materiaal onklaar, namen wapens mee naar huis. Staf en Mia verborgen enkele voortvluchtige verzetsvrienden, ook uit andere groepen. Zo sliep de legendarische Jules Drayers in hun huis, het huis waarin ook twee kleine meisjes sliepen – mijn moeder en mijn tante. Drayers stond door zijn daden in Wilrijk op de most wanted-lijst van de Gestapo. Ook verzetsvriend Eugeen Dirckx kreeg een bed. Die woonde nog bij zijn ouders en had gemerkt dat hij en zijn familie in het oog gehouden werden. 
Mijn grootvader is door een vriend verraden, en heeft zelf niemand verraden. En dat is de reden waarom hij voor mij een held is.
Op 10 mei 1943 – exact twee jaar na het begin van de bezetting – had de actie plaats die een grote groep verzetslui fataal zou worden. Staf en zijn groep slopen ’s nachts naar de Sionkazerne, waar Vlaamse jonge mannen van de Nieuwe Orde materiaal bewaakten. Ze wilden sluikblaadjes over de muur gooien met informatie over de deportaties en de kampen, in de hoop die jonge mannen zo misschien op andere gedachten te brengen. Er moet iets misgelopen zijn, want er werd geschoten, ook vanuit de verzetsgroep. Dat was de laatste druppel voor de Gestapo, die Staf al een tijd in het vizier had. Omdat ze wisten dat hij een vertakt systeem had opgezet om elkaar bij gevaar te verwittigen, werkten ze samen met de stadsdiensten. Zo kwam het dat Staf bij de volgende avonddienst de opdracht kreeg een zogenaamd dringende brief naar de politiecommissaris van Boechout te brengen. Hij fietste er nietsvermoedend naartoe. Bij aankomst werd hij onmiddellijk geboeid en geslagen. Ze confronteerden hem met zijn vriend Eugeen Dirckx, die ook gearresteerd bleek en hem zei dat ze alles al wisten. Dirckx werkte op dat moment al samen met de Gestapo en probeerde zijn vriend in de val te lokken. Staf reageerde niet, noemde geen namen – en hij kende er veel. Omdat ze Staf niet aan het praten kregen, stuurden ze Dirckx naar Lier. 
Daar hadden ze ondertussen door dat Staf niet van zijn nachtdienst teruggekeerd was. Dirckx deed alsof hij daar heel bezorgd om was en beweerde dat hij, op bevel van hogere verzetslui de namen- en adressenlijsten naar een veilige plek moest brengen. Stafs vader liet Dirckx als vriend binnen en gaf hem de lijsten mee. Enkele dagen later werden een honderdtal verzetslieden in Lier opgepakt, inclusief de vader van Staf. Dirckx liet het niet bij dit verraad. Hij bleef met de Gestapo samenwerken en nam actief deel aan folteringen en executies.
Helden van het verzet
Folteringen en uitzichtloosheid
Staf kwam in de villa van de Duitse veiligheidsdiensten terecht, aan de Della Faillelaan in Wilrijk. Het folteren ging daar verder. Nadien voerden ze hem naar de gevangenis van Antwerpen. Daar oordeelde een dokter van het Duitse leger dat de martelingen van de veiligheidsdiensten toch echt te ver gingen. Hij registreerde het aantal brandwonden (180!) die ze hem met elektrocutie – via de kattenpoot, de drie pinnetjes waar vroeger de lampen hun elektriciteit haalden – hadden toegediend, en de andere verwondingen als gevolg van stampen en slagen, en deed aangifte. Vanuit die gevangenis kon Staf enkele brieven naar zijn vrouw schrijven. 
Op 2 juni 1943 arriveerde hij in het kamp van Breendonk. Daar begon de uitzichtloze hel pas echt: afzondering, uithongering, slavenarbeid. Later volgden zijn veroordeling tot Nacht und Nebel-gevangene, en zijn deportatie naar de kampen Esterwegen, Börgermoor en Ichtershausen. In maart 1945 werden de gevangenen daar bijeengedreven en onder bedreiging van wapens voortgejaagd. De dodenmars duurde voor hem 20 dagen. Op 15 april 1945, ter hoogte van Löhmar, verdwenen plots de geweren en vroeg iemand naar zijn naam. De overlevenden waren bevrijd!
Pas op 28 mei was Staf genoeg aangesterkt om de reis naar huis aan te vatten. Daar hoorde hij dat een honderdtal van zijn Lierse verzetsvrienden gearresteerd waren, waarvan er dertig naar de kampen waren gevoerd. Maar acht van hen keerden levend terug. Toen ik deze getallen las, werd het me duidelijk dat de ‘teruggekeerden’ niet alleen de zwaarte van die helse kampen torsten, maar ook een schaamte in zich droegen. Waarom leef ik nog en mijn vrienden niet? Zo kwam ik er toe om het stilzwijgen van de pappie beter te begrijpen. 
Helden van het verzet
De wachtende doos
De brieven van in de gevangenis, het kaartje dat uit de trein was gegooid, een ringetje dat hij van een geweerloop gemaakt had om bij thuiskomst toch iets bij te hebben, nota’s van een advocaat die niet veel meer deed dan facturen schrijven, de aangifte van Stafs verdwenen fiets als enige document van het stadsbestuur: dat alles zat al die jaren in een kartonnen doos in de kast van mijn grootouders en later van mijn moeder. De doos is doorgegeven en het zwijgen ook. Denk er niet aan. Praat er niet over. 
Misschien moest het een kleindochter zijn, met genoeg afstand, en met geen enkele herinnering aan voedselbonnen, schuilkelders, bommen en tanks. Iemand die niet twee vaderloze jaren had beleefd, met elke dag de vrees dat hij nooit zou terugkeren. Ik kan amper begrijpen waar ze allen de kracht vonden om verder te gaan. 
‘Waarom leef ik nog en mijn vrienden niet? Zo kwam ik er toe om pappies stilzwijgen beter te begrijpen.’
De pappie is onze held, dat is nu duidelijk. Hij was een eenvoudig man, zelfs misschien wat naïef, maar zijn geweten was ijzersterk en onomkoopbaar. Ik hoop dat ik iets van zijn moed heb, iets van zijn integriteit. Dat denk ik echt vaak: Kom, je bent de kleindochter van een verzetsheld, durf, reageer, wees kritisch en integer. 
Alleen, qua moed reik ik nog niet tot aan de enkels van mijn grootvader.
In mijn boek Heldendom heb ik geprobeerd pappies verhaal te vervlechten met een verhaal waarin ik een hedendaagse antiheldin schets die niet zo sterk blijkt te zijn als hij was. Die vrouw ben ik niet, het is een fictief personage; het tweede verhaal is niet echt gebeurd. Of toch wel? Als ik zie hoe wij vandaag – bij die nieuwe oorlogen waarvan we dagelijks getuige zijn via onze schermen – met z’n allen amper op tafel kloppen en in actie komen, dan zeg ik: ‘Antihelden, dat zijn wij allemaal.’ 
Meer interessante artikels