De Turnkring, een Antwerpse studentenverzetsgroep

In juni 1943 sloeg het noodlot toe voor een verzetsgroep waarbij ook de vader van Eric Manders actief was. Onder het onschuldige mom van een turnkring kwamen de kameraden samen om hun strijd tegen de bezetter te coördineren. Maar verraad van binnenuit leidde tot hun arrestatie door de Gestapo. Als Nacht und Nebel-gevangenen verdwenen ze in de Duitse kampen. Slechts acht van de drieëntwintig zouden ooit levend terugkeren.

Door Eric Manders - 14/08/2025
De Turnkring, een Antwerpse studentenverzetsgroep
Helden van het verzet

De stilte van Armand Manders

Meermaals heb ik mijn vader, Armand Manders1, gevraagd of hij niet de aandrang voelde om zijn wedervaren in Duitse gevangenschap tijdens de tweede wereldoorlog neer te schrijven. Telkens wimpelde hij dat af met als argument dat twee van zijn beste kameraden, Charles Brusselairs en Henk Verheyen, met wie hij samen gevangengenomen en weggevoerd werd, hun verhaal en dus ook het zijne te boek hadden gesteld2. Met 32 werden zij als lid van een verzetsgroep aangehouden. Drieëntwintig van hen werden gedeporteerd, van wie er slechts acht levend teruggekeerd zijn naar huis. 
Vader vertelde zeer weinig over wat hij had meegemaakt. Hij zei steevast dat anderen het nog veel slechter en erger hadden gehad dan hij. Ook daarbij doelde hij wellicht op zijn vrienden Henk en Charles. De eerste overleefde ternauwernood een dodenmars te voet richting Dachau, de tweede bracht 28 dagen door op een dodentrein van Weimar naar Theresienstadt, waar hij meer dood dan levend aankwam. 

Het begin van de verzetsgroep

Het verhaal van hun verzetsgroep begint in 1942. René Van Ballaert (foto links), een legerofficier en oud-leerling van het Sint-Jan Berchmanscollege in Antwerpen, werd in dat jaar door eerwaarde heer Edouard Salman (foto rechts) benaderd. Deze had van zijn superieuren de opdracht gekregen een studentenverzetsgroep op te richten. Via contacten in colleges en bij sportverenigingen traden in de winter van 1942, lente 1943 tal van jonge mensen toe tot het verzet. Hun activiteiten bestonden uit het verzamelen van inlichtingen, spioneren, verspreiden van vlugschriften en propaganda en het vervoer van wapens en munitie. Bij de bevrijding zou hun groep ingezet worden in de sector Deurne-Zuid. 
Volg de voorleesmarathon live op deze website
Samen herinneren we onze verzetshelden.
Helden van het verzet

De Antwerpse Begijnenstraat

Ook mijn vader was in contact gekomen met andere leden van de groep via het college en via de zwemclub, Olympic Swimming Club (zie foto rechts). Soms kwamen ze samen in kleine groep, maar als ze voltallig waren, was de turnzaal in de Coebergerstraat hun plaats van afspraak. Ze hadden hun ouders immers wijsgemaakt dat ze een turnvereniging hadden opgericht, de KSA Turnkring St-Norbertus, en dat ze daar samenkwamen om te oefenen.
Op zondag 27 juni 1943 gingen zij met een man of vijf zes, waaronder ook vader, naar hun lokaal. Op de hoek van de straat stond een man met een hoed met slappe rand tegen de gevel aangeleund. Eén van hen zei nog: “Dat zou wel eens een Gestapo-agent kunnen zijn”, wat later ook het geval bleek te zijn.  Binnen waren er op dat moment reeds een twintigtal jonge mannen aanwezig. Deze stonden wat met elkaar te praten, toen plots de deur openzwaaide en een 10-tal mannen met het pistool in de hand binnen stormden. Zij snauwden: “Hände hoch, Sicherheitspolizei!”.
Zij bleken door een van hen te zijn verraden. Deze beweerde later dat hij op 17 juni op straat van drie nieuwe leden de eed aan het afnemen was, toen er toevallig een man van de Gestapo passeerde, die onraad rook. Hij viel door de mand en men dwong hem de namen te geven van de andere leden van de groep, te vertellen wie hun leiders waren en te zeggen waar en wanneer zij samen kwamen. 
In groepjes van vijf werden ze weggebracht naar de gevangenis in de Begijnenstraat. Op dat moment dachten ze nog dat ze er, gezien hun jeugdige leeftijd, met een berisping of een lichte straf vanaf zouden komen, maar dat bleek ijdele hoop.  Op 20 augustus werden zij per trein overgebracht naar de gevangenis van Sint-Gillis en twee dagen later naar het detentiecentrum van Essen in Duitsland. Daar kregen zij te horen dat ze bestempeld waren als Nacht und Nebel-gevangenen, wat inhield dat zij geen enkel contact mochten hebben met de buitenwereld en dat hun familieleden in het ongewisse moesten blijven over wat er met hen was gebeurd. 

Concentratiekamp Esterwegen

In de late voormiddag van 3 september 1943 werden ze op transport gesteld met als bestemming het gevangenenkamp van Esterwegen in het Noorden van Duitsland, niet ver van de Nederlandse grens. Het was één van de 15 Emslandkampen, waar een zeer hard regime gold. De kampbewakers waren echte beulen, voor wie elke reden goed was om te slaan, te schoppen en te schelden. Het voedsel was bijzonder schaars, zodat sommigen zelfs de alomtegenwoordige ratten vingen om ze op te eten. Allerlei ziekten en kwalen tierden welig zonder dat deze adequaat behandeld werden. Voor een uitvoerige beschrijving van het kampleven verwijs ik naar mijn recent boek3
Begin maart 1944 heerste er enige onrust in Esterwegen, omdat de geallieerden langzaam oprukten. Het kamp werd geëvacueerd en vanuit het nabijgelegen Papenburg vertrokken ze per trein in zuidoostelijke richting. Ze legden 920 kilometer af op drie dagen zonder noemenswaardig voedsel en kwamen uiteindelijk aan in het tuchthuis Groß-Strehlitz, waar ze drie maanden zouden blijven. René Lambrechts4 schrijft hierover dat het wel leek of ze, in vergelijking met Esterwegen, van het vagevuur in de hemel waren terechtgekomen: beter voedsel en een tamelijk modern gebouw met behoorlijk verluchte cellen. Nochtans heerste ook daar een ijzeren discipline!

Via Lviv en Kiev naar Kursk

Half juni moesten ze alweer vertrekken, dit keer naar het werkkamp Laband, dichtbij Katowice (Polen), waar ze obussen en kanonnen voor de Duitse marine dienden te vervaardigen. Eind december ’44, begin ’45 vernamen zij dat het Rode Leger naderde en hen wellicht enkele weken later zou komen bevrijden. In de namiddag van 22 januari kregen zo’n 400 gevangenen het bevel om Laband te verlaten. Velen van hen hebben het niet meer kunnen navertellen. Sommigen, waaronder mijn vader, verbleven op dat ogenblik in de ziekenboeg en dienden achter te blijven. Zij zouden later volgen per vrachtwagen. Zover kwam het echter niet, want slechts een dag later werd Laband bevrijd door het Russische leger. 
Toen begon het lange wachten op repatriëring. Pas op 31 maart kregen ze het bevel zich klaar te houden voor de terugtocht. Deze verliep via nogal wat omwegen: vanuit Katowice namen de Russen hen mee tot in Kursk, via Lviv en Kiev, steeds verder van huis! Daarna ging het de andere richting uit, zuidwaarts tot in Odessa (zie figuur rechts).

Het oude leven weer opnemen

Op woensdag 18 april scheepten ze in op een Brits troepentransportschip, de Almanzora. Via de Zwarte zee, de Dardanellen, de Egeïsche, Ionische en Middellandse zee bereikten ze, na een zeereis van 3000 km, uiteindelijk Marseille. Op 28 april 1945 kwam vader, na 22 lange maanden, terug thuis. 
De weken nadien bleek dat slechts 8 van de 23 weggevoerde kameraden waren teruggekeerd. Na de oorlog trachtten deze hun oude leven terug op te nemen. Hoewel ze veel steun hadden aan elkaar dachten ze vaak terug aan hun 15 vrienden, die het niet gehaald hadden.  Ze beseften immers maar al te goed dat zij ontzettend veel geluk hadden gehad en dat ook zij het leven hadden kunnen laten.

Voetnoten

1. Geboren te Antwerpen op 7 augustus 1924, overleden te Antwerpen op 26 december 2014.
2. Brusselairs Ch. (1983). Als ik het nu niet opschrijf, dan komt het er niet meer van. Heruitgave door de Vriendenkring Buchenwald, drukkerij EPO, Berchem. Verheyen. H. (1994). Het Sanatorium, Herinneringen aan de nazitijd. Hadewijch, Antwerpen-Baarn.
3. Manders, E. (2025). De Turnkring. Wat mijn vader mij nooit verteld heeft. Uitgave in eigen beheer (ISBN 9798314457221). Te verkrijgen via Standaard Boekhandel.
4. Lambrechts, R. (1984). Wij, Muselmänner. Een verhaal over de kampen. EPO, Berchem.