De derde machinist van dienst is Louis Verheggen. Hij wordt om 14 uur opgeroepen met zijn collega, stoker Léon Pochet. Ze worden onder strenge bewaking naar hun post gebracht en kunnen het vertrek van de trein niet meer verhinderen. Toch wanhopen ze niet. Beide mannen kennen de installaties als hun broekzak en zien meteen dat de seingever van Vorst hun trein naar het doodlopend spoor van Ruisbroek afleidt. Profiterend van de onwetendheid van de drie bewakers rijdt hij het rangeerterrein het verkeerde spoor op. De plaatselijke assistent-stationschef houdt hem tegen en na enige discussie wordt hij doorverwezen naar Vorst. Op het treinstation Vorst-Zuid is Vanderstricht, de assistent-stationschef, op de hoogte gebracht van de aankomende gevangenentrein, die normaal gesproken om 16.55 uur zijn emplacement zou passeren. Hij heeft zijn seinen zo ingesteld dat een Duitse goederentrein van 72 wagons, die uit Halle komt en via Vorst op weg is naar Brussel-Zuid, naar het hoofdspoor wordt gedwongen en de locomotief van Verheggen blokkeert. Vanderstricht concentreert zich nu op de 72 wagons op het hoofdspoor. Om deze te verplaatsen moet de locomotief van de kop naar de achterkant van de rij wagons worden gebracht. Vanderstricht splitst het konvooi uiteindelijk op in twee delen. Discussies met de Duitsers leiden tot de beslissing om de locomotief terug te sturen. Daarbij wordt bij Vorst een luchtafweerwagen aan de trein vastgemaakt. Verheggen maakt van de gelegenheid gebruik om nog wat meer tijd te winnen en zijn watervoorraad aan te vullen.
Om 16u50 zet de trein zich – nu al met acht uur vertraging! – in beweging. Verheggen vertrouwt assistent-manager Deweiger toe dat de trein de grens nooit zal passeren. Deweiger rent langs de trein en geeft deze boodschap door aan de gevangenen. ‘Wanhoop niet!’ roept hij. Ondertussen raapt hij alle papiertjes op die ze via de ventilatiesleuven naar buiten gooien. Deweiger neemt een groot risico omdat de patrouillerende bewakers hem hiervoor zouden moeten neerschieten, maar om een of andere reden gebeurt dit niet.
Intussen in de wagons… Ondanks de hoop die de gevangenen koesterden, is de opsluiting in de hete veewagons een nachtmerrie. Sommigen vallen flauw, anderen pletten hun vingers bij elke plotselinge start van het konvooi. Het drinkwater raakt op. De Duitse commandant laat achteraan nog een Flak-wagen aankoppelen, uitgerust met luchtafweerkanonnen en mitrailleurs. Dit bevel komt de saboteurs zeer gelegen. Nadat hij is aangehaakt, vraagt machinist Verheggen om water bij te nemen. Dat kan hem niet worden geweigerd. Onderweg doen hij en stoker Pochet al wat ze kunnen om zoveel mogelijk stoom te verliezen.Telkens wanneer het konvooi stopt, staat een aantal personeelsleden van de NMBS klaar om de briefjes en boodschappen op te pikken die ze door de luchtkokers naar buiten gooiden. Ze steken hun duim op. Tijdens een manoeuvre van de locomotief bij de waterpomp in de buurt van Vilvoorde, loopt Verheggen langs de wagons. ‘Jullie komen er niet door!’ zegt hij. ‘Alles wordt gesaboteerd! Leve België!’
Om 17.45 uur vertrekt de trein naar Brussel-West en om 19.35 uur komt hij aan in Schaarbeek. Over dit korte traject van tien kilometer doen ze bijna twee uur. Hoewel de seinen in Schaarbeek op veilig staan, stopt Verheggen toch. Hij doet alsof hij de lijn niet goed kent en stapt af om een loods te zoeken. De Duitsers verhinderen dat en dwingen hem opnieuw op de locomotief plaats te nemen. De trein rijdt verder naar Vilvoorde, waar de seingever het sein op ‘onveilig’ heeft gezet. Verheggen houdt zich opnieuw van de domme en stelt voor om inlichtingen in te winnen en een overschrijdingsbevel te vragen. De Duitse commandant beveelt hem echter voorbij het gesloten sein te rijden en de rit voort te zetten. Verheggen stribbelt tegen, protesteert en schermt met reglement en veiligheid. Maar niets helpt. “Vörwärts!” klinkt het.
Ze rijden Eppegem voorbij en stoppen om 23 uur voor het inrijsein van Mechelen dat ook hier op ‘onveilig’ staat. De Duitsers begrijpen dat het overschrijden van dit sein een ontsporing kan veroorzaken. De trein mag uiteindelijk binnenrijden op een bezet spoor, wat betekent dat hij voorlopig niet kan vertrekken. Verheggen weet dat hij in Mechelen geen water kan nemen. Hij kan er wel nemen in Muizen, wat een omweg betekent. Zonder water (en stoom) kunnen ze niet rijden, dus moet de commandant wel instemmen. De trein komt pas na middernacht in Muizen aan. Ze horen geweerschoten, geratel van een machinegeweer en twee enorme explosies in de verte. Het plaatselijke verzet blaast sporen en seinen op. Een SS'er bezweert de gevangenen dat als een van hen probeert te ontsnappen, hij drie man willekeurig tegen de wagen zal executeren.
De commandant van de trein wil onmiddellijk naar Mechelen terugkeren, maar dat neemt tijd in beslag. Tussen Mechelen en Muizen loopt de lijn immers in een boog en uiteindelijk gebeurt ook wat de locomotief type 12 met een zware last is voorspeld: de drijfwielen gaan aan het slippen. Ze moeten zand strooien, maar kijk eens aan… plots blijken de zandstrooiers niet meer te werken. Getergd sturen de Duitsers een locomotief Pacific type 1 van Antwerpen naar Brussel met de opdracht om de locomotief en haar wagons vol gevangenen verder te trekken richting Duitsland.
De Pacific wordt vooraan de trein aangehaakt. Machinist Gérardy kent Verheggen en samen beramen ze een plan. Door de schoten van het verzet denken de Duitsers dat het niet langer mogelijk is via Essen naar Nederland of via Muizen naar Leuven te rijden. Ze besluiten dan maar via Schaarbeek en Leuven te rijden en geven het bevel te vertrekken. In Mechelen bemerken de Duitsers dat de Flak-wagen vooraan hangt, achter de beide locomotieven. Ze eisen een rangering om hem opnieuw achteraan te plaatsen. Dat bevel komt de saboteurs goed van pas. Voor één keer voeren ze het dan ook gewillig uit. De trein wordt afgehaakt en de beide locomotieven brengen de Flak-wagen op een uitwijkspoor. Daarna koppelen ze de trein opnieuw aan om de Flak-wagen terug te halen. Maar in plaats daarvan zetten de twee machinisten de ‘regelaar’ open zodat de trein er met grote snelheid vandoor gaat naar Brussel, de Flak-wagen met manschappen en al ter plaatse achterlatend. De SS-ers aan boord van de trein reageren niet omdat ze wel weten dat de geallieerden oprukken. Voor hen is het niet langer veilig om richting Brussel op te trekken.