De Spooktrein

Enkele dagen voor de bevrijding van Brussel, begin september 1944, wil de Duitse bezetter een laatste grote deportatie naar de concentratiekampen opzetten. Bijna 1400 politieke gevangenen verzamelen in het station van Brussel-Zuid voor een treintransport naar de vernietigingskampen. Maar dat is buiten de moed van enkele spoorwegmannen gerekend.

Door Tim Van Steendam - 16/04/2024
De Spooktrein

Achtergrond

Het is eind augustus 1944. De omstandigheden waarin het transport dient te vertrekken, zijn hectisch. De geallieerde troepen zijn drie maanden eerder op de kusten van Normandië geland, maar de bezetters zijn niet van plan om zonder slag of stoot te vertrekken. Een van de urgente problemen is het groot aantal gevangenen in de Belgische gevangenissen en detentiecentra. Het Reichssicherheitshauptamt geeft in augustus 1944 het bevel om de duizenden mannen en vrouwen naar de uitroeiingskampen in Duitsland over te brengen. De gevangenen uit Sint-Gillis die wegens kleine misdrijven zijn opgesloten, worden in de tweede helft van augustus vrijgelaten, maar voor de verzetslui en de politieke gevangenen zijn de vooruitzichten minder rooskleurig. Diplomaten draaien overuren om ook hun vrijlating af te dwingen. Zowel op 25 augustus als op 1 september 1944 vraagt de Zweedse ambassadeur, gesteund door het Rode Kruis met de hulp van graaf Berryer, aan de Duitse ambassadeur, Mayr-Falkenberg, om af te zien van het plan om bijna 5.000 politieke gevangenen uit Belgische gevangenissen naar Duitsland te deporteren. De hardleerse SS-Generaal Jungclaus doet beloftes, maar houdt zijn definitieve antwoord in beraad. In elk geval laat hij duidelijk verstaan dat de ‘zware gevallen’ hoe dan ook naar Duitsland worden gestuurd. Hij deporteert op 1 september nog 130 vrouwen naar Ravensbrück, op 2 september 1370 gevangenen uit Sint-Gillis en op 4 september 8 à 900 mannen uit het nog bezette deel van België naar Sachsenhausen. Enkel de groep van 2 september zal de vernietigingskampen niet bereiken.

Veewagons

In de nacht van 1 op 2 september tussen 1u30 en 4u gooien tot de tanden bewapende Duitsers de cellen van de gevangenis van Sint-Gillis open. “Fertich machen! Transport!” roepen ze. ‘Maak je klaar voor transport!’ De vraag wat de nazi’s met hen zouden aanvangen, kreeg bij deze meteen een antwoord. De gevangenen zelf waren immers op de hoogte van wat er gaande was in de buitenwereld. Het nieuws op de BBC Radio bereikte hen via mensen die langs de gevangenis voorbij liepen of via mensen die in gebouwen tegenover de gevangenis woonden. Het nieuws van de snel oprukkende geallieerden verspreidde zich via de verwarmingsbuizen in de gevangenis. De Duitse bewakers wisten dat het einde van de bezetting in zicht was en gedroegen zich steeds vriendelijker. Sommigen onder hen gaven de gevangenen zelfs fruit mee voor onderweg.
De 1370 gevangenen krijgen elk twee pakjes met voedsel en kledij van het Internationale Rode Kruis en worden met vrachtwagens naar het station van Brussel-Zuid gebracht. Getuigen vertellen hoe de vrouwelijke gevangenen tijdens het transport door de Brusselse straten uit volle borst het Belgische volkslied zingen, tot een razende SS-officier het gezang met enkele geweerschoten in de lucht laat ophouden. Het station van Brussel-Zuid wordt dan wel door Duitse spoormannen gecontroleerd, voor het werk dienen ze nog altijd beroep te doen op Belgisch personeel. Onderstationschef Michel Petit, actief lid van de verzetsgroep voor het BNB (Belgisch Nationale Beweging), merkt op dat de nazi’s 32 veewagens naar het station hebben gestuurd, wat ongewoon is voor een reizigersstation. Hij ziet ook dat SS-soldaten posities innemen langs sporen 14 en 15. Hij schat dat er in totaal tussen de 150 en 175 SS'ers op de perrons zijn. Voor hem is meteen duidelijk wat de bedoeling is. Hij verwittigt eerste stationschef en naamgenoot Léon Petit en stuurt, met medewerking van enkele vertrouwelingen, de beschikbare locomotieven zo ver mogelijk weg van het station. Hij stuurt een bericht naar een Lakense verzetsgroep met het verzoek de waarschuwing door te geven aan alle andere groepen die het spoortraject Brussel-Antwerpen bestrijken. Het voornaamste doel is om tijd te winnen zolang Jungclaus zijn beslissing tot vrijlating in beraad houdt.

In het station worden de gevangenen met 85 tot 105 in een veewagons geduwd. Er ontstaat al snel een verstikkende hitte. De assistent-manager Duverger negeert de Duitse dreigementen en opent de ventilatiesleuven om frisse lucht binnen te laten. Door deze gleuven worden berichten in beide richtingen doorgegeven. Papiertjes worden naar buiten gegooid en opgepikt door medestanders. Mondelinge boodschappen voor de achterblijvers worden doorgegeven.

Het nieuws dat het 30ste Britse legerkorps die dag Doornik is binnengetrokken bezorgt de saboteurs moed en hoop dat de geallieerden spoedig Brussel zullen bereiken. (Dat gebeurt pas op 3 september in de namiddag) Het kantoor van Léon Petit wordt het centrale hoofdkwartier van de hele operatie. Van hieruit wordt in de loop van de dag een goed doordacht sabotageplan uitgevoerd. Men overweegt een gewelddadige interventie, maar ziet ervan af. Het zou een bloedbad aanrichten. Slimmer is het om de Duitsers zoveel mogelijk verkeerd te informeren en de hele operatie in het honderd te laten lopen. De spoorwegmannen blijken hier ontzettend creatief in te zijn.
De beheerder van het treindepot, technisch inspecteur Piette, vertraagt de levering van de gevraagde locomotieven. Piette geeft de instructies door aan machinist Roelants. Zonder de Duitsers in te lichten roepen ze alle locomotieven die over het rangeerterrein verspreid staan terug naar het depot. Ongemerkt saboteren onder meer Petit, Roelants, Deshorme, Masquelier en Verheggen de wissels en maken ze de locomotieven onklaar. Ze komen het treinnummer te weten (1.682.508) en ook de reisweg. Via Mechelen, Essen en Nederland zal het naar Duitsland gaan. Deze informatie wordt zo snel mogelijk naar alle verzetsgroepen in Brussel en langs de lijn doorgestuurd.

De bewakers duwen de gevangenen met tientallen in de wagens en zoeken voor zichzelf een plekje in de comfortabele rijtuigen. Léon Petit geeft het konvooinummer heimelijk door aan de werkplaats van het spoorwegdepot. Nu kunnen de exacte locomotieven worden gesaboteerd. Reserveonderdelen gaan stuk, machinisten verdwijnen of worden plots ziek. Onnodige extra controles worden aan het dagschema toegevoegd om het vertrek te vertragen. Locomotieven duiken op de verkeerde plaatsen op. De eerst beschikbare locomotief wordt dadelijk onklaar gemaakt. Daarna komt de 3302 aan de beurt, een Amerikaanse locomotief uit 1918 voor goederentreinen en stoptreinen. Het is een machine die niet op snelheid berekend is, wat alleen maar een voordeel is. Na 9 uur meldt het depot dat de 3302 defect is geraakt. Locomotief nr. 1202 wordt nu ingezet, maar deze blijkt last te hebben van een kapotte Westinghouse pomp. Op dat ogenblik meldt machinist Georges zich ziek. De Duitsers vervangen hem door Vanderveken, maar die veinst een val, schreeuwt het uit van de pijn en laat zich afvoeren. Machinist Roelants vraagt dan weer om vervanging omdat zijn dienst erop zit. De Duitsers vervangen hem door Delorme, die erop wijst dat het zaterdag is en dat hij zoals altijd eerst zijn loon moet ophalen. Hij verdwijnt uit het depot en blijft twee uur lang weg. De Duitsers krijgen er grijze haren van. Het wordt hen duidelijk dat de Belgen de reparaties opzettelijk vertragen en geven opdracht aan eigen monteurs om het over te nemen. Het Belgische personeel wordt nu nauwkeurig bewaakt. Drie SS-soldaten begeven zich naar het kantoor van Petit en slaan het personeel de volgende 18 uur met getrokken wapens gade.
Helden van het verzet
Locomotief Type 12, de stoomtrein waarmee de NMBS sinds 1939 reed.

Verheggen en Pochet

De derde machinist van dienst is Louis Verheggen. Hij wordt om 14 uur opgeroepen met zijn collega, stoker Léon Pochet. Ze worden onder strenge bewaking naar hun post gebracht en kunnen het vertrek van de trein niet meer verhinderen. Toch wanhopen ze niet. Beide mannen kennen de installaties als hun broekzak en zien meteen dat de seingever van Vorst hun trein naar het doodlopend spoor van Ruisbroek afleidt. Profiterend van de onwetendheid van de drie bewakers rijdt hij het rangeerterrein het verkeerde spoor op. De plaatselijke assistent-stationschef houdt hem tegen en na enige discussie wordt hij doorverwezen naar Vorst. Op het treinstation Vorst-Zuid is Vanderstricht, de assistent-stationschef, op de hoogte gebracht van de aankomende gevangenentrein, die normaal gesproken om 16.55 uur zijn emplacement zou passeren. Hij heeft zijn seinen zo ingesteld dat een Duitse goederentrein van 72 wagons, die uit Halle komt en via Vorst op weg is naar Brussel-Zuid, naar het hoofdspoor wordt gedwongen en de locomotief van Verheggen blokkeert. Vanderstricht concentreert zich nu op de 72 wagons op het hoofdspoor. Om deze te verplaatsen moet de locomotief van de kop naar de achterkant van de rij wagons worden gebracht. Vanderstricht splitst het konvooi uiteindelijk op in twee delen. Discussies met de Duitsers leiden tot de beslissing om de locomotief terug te sturen. Daarbij wordt bij Vorst een luchtafweerwagen aan de trein vastgemaakt. Verheggen maakt van de gelegenheid gebruik om nog wat meer tijd te winnen en zijn watervoorraad aan te vullen.

Om 16u50 zet de trein zich – nu al met acht uur vertraging! – in beweging. Verheggen vertrouwt assistent-manager Deweiger toe dat de trein de grens nooit zal passeren. Deweiger rent langs de trein en geeft deze boodschap door aan de gevangenen. ‘Wanhoop niet!’ roept hij. Ondertussen raapt hij alle papiertjes op die ze via de ventilatiesleuven naar buiten gooien. Deweiger neemt een groot risico omdat de patrouillerende bewakers hem hiervoor zouden moeten neerschieten, maar om een of andere reden gebeurt dit niet.
Intussen in de wagons… Ondanks de hoop die de gevangenen koesterden, is de opsluiting in de hete veewagons een nachtmerrie. Sommigen vallen flauw, anderen pletten hun vingers bij elke plotselinge start van het konvooi. Het drinkwater raakt op. De Duitse commandant laat achteraan nog een Flak-wagen aankoppelen, uitgerust met luchtafweerkanonnen en mitrailleurs. Dit bevel komt de saboteurs zeer gelegen. Nadat hij is aangehaakt, vraagt machinist Verheggen om water bij te nemen. Dat kan hem niet worden geweigerd. Onderweg doen hij en stoker Pochet al wat ze kunnen om zoveel mogelijk stoom te verliezen.Telkens wanneer het konvooi stopt, staat een aantal personeelsleden van de NMBS klaar om de briefjes en boodschappen op te pikken die ze door de luchtkokers naar buiten gooiden. Ze steken hun duim op. Tijdens een manoeuvre van de locomotief bij de waterpomp in de buurt van Vilvoorde, loopt Verheggen langs de wagons. ‘Jullie komen er niet door!’ zegt hij. ‘Alles wordt gesaboteerd! Leve België!’
Om 17.45 uur vertrekt de trein naar Brussel-West en om 19.35 uur komt hij aan in Schaarbeek. Over dit korte traject van tien kilometer doen ze bijna twee uur. Hoewel de seinen in Schaarbeek op veilig staan, stopt Verheggen toch. Hij doet alsof hij de lijn niet goed kent en stapt af om een loods te zoeken. De Duitsers verhinderen dat en dwingen hem opnieuw op de locomotief plaats te nemen. De trein rijdt verder naar Vilvoorde, waar de seingever het sein op ‘onveilig’ heeft gezet. Verheggen houdt zich opnieuw van de domme en stelt voor om inlichtingen in te winnen en een overschrijdingsbevel te vragen. De Duitse commandant beveelt hem echter voorbij het gesloten sein te rijden en de rit voort te zetten. Verheggen stribbelt tegen, protesteert en schermt met reglement en veiligheid. Maar niets helpt. “Vörwärts!” klinkt het.
Ze rijden Eppegem voorbij en stoppen om 23 uur voor het inrijsein van Mechelen dat ook hier op ‘onveilig’ staat. De Duitsers begrijpen dat het overschrijden van dit sein een ontsporing kan veroorzaken. De trein mag uiteindelijk binnenrijden op een bezet spoor, wat betekent dat hij voorlopig niet kan vertrekken. Verheggen weet dat hij in Mechelen geen water kan nemen. Hij kan er wel nemen in Muizen, wat een omweg betekent. Zonder water (en stoom) kunnen ze niet rijden, dus moet de commandant wel instemmen. De trein komt pas na middernacht in Muizen aan. Ze horen geweerschoten, geratel van een machinegeweer en twee enorme explosies in de verte.  Het plaatselijke verzet blaast sporen en seinen op. Een SS'er bezweert de gevangenen dat als een van hen probeert te ontsnappen, hij drie man willekeurig tegen de wagen zal executeren.
De commandant van de trein wil onmiddellijk naar Mechelen terugkeren, maar dat neemt tijd in beslag. Tussen Mechelen en Muizen loopt de lijn immers in een boog en uiteindelijk gebeurt ook wat de locomotief type 12 met een zware last is voorspeld: de drijfwielen gaan aan het slippen. Ze moeten zand strooien, maar kijk eens aan… plots blijken de zandstrooiers niet meer te werken. Getergd sturen de Duitsers een locomotief Pacific type 1 van Antwerpen naar Brussel met de opdracht om de locomotief en haar wagons vol gevangenen verder te trekken richting Duitsland.
De Pacific wordt vooraan de trein aangehaakt. Machinist Gérardy kent Verheggen en samen beramen ze een plan. Door de schoten van het verzet denken de Duitsers dat het niet langer mogelijk is via Essen naar Nederland of via Muizen naar Leuven te rijden. Ze besluiten dan maar via Schaarbeek en Leuven te rijden en geven het bevel te vertrekken. In Mechelen bemerken de Duitsers dat de Flak-wagen vooraan hangt, achter de beide locomotieven. Ze eisen een rangering om hem opnieuw achteraan te plaatsen. Dat bevel komt de saboteurs goed van pas. Voor één keer voeren ze het dan ook gewillig uit. De trein wordt afgehaakt en de beide locomotieven brengen de Flak-wagen op een uitwijkspoor. Daarna koppelen ze de trein opnieuw aan om de Flak-wagen terug te halen. Maar in plaats daarvan zetten de twee machinisten de ‘regelaar’ open zodat de trein er met grote snelheid vandoor gaat naar Brussel, de Flak-wagen met manschappen en al ter plaatse achterlatend. De SS-ers aan boord van de trein reageren niet omdat ze wel weten dat de geallieerden oprukken. Voor hen is het niet langer veilig om richting Brussel op te trekken.
Helden van het verzet
Naoorlogse decoratie van Verheggen en Pochet.

Gedecoreerd als held

Op 3 september om 10u15 ’s ochtends bereikt de trein Brussel-Klein-Eiland, een voormalig goederenstation in Anderlecht. Het staat afgeladen vol Duitsers, collaborateurs en treinen met gewonden. Ze eisen onmiddellijk Gerardy en zijn locomotief op. Met het oog op de opmars van de geallieerden richting Brussel, zijn alle Duitsers en collaborateurs nu in paniek. Ze hebben nog maar een doel en dat is elk beschikbaar transport grijpen om te kunnen ontsnappen. Gerardy's locomotief wordt aan een Duitse trein gekoppeld en hijzelf wordt van dichtbij met een geweer gedwongen om de trein eruit te trekken. Later zullen hij en zijn stoker erin slagen de locomotief te ontvluchten in de buurt van Mechelen.
De locomotief van Verheggen is losgekoppeld van de trein en de machinist besluit te ontsnappen.  Hij daalt af van zijn locomotief en doet alsof hij het toestel inspecteert. Hij loopt eromheen, prutst aan een kabel. Eén bewaker blijft achter met een geweer tegen Pochet's rug. De andere twee bewakers zijn intussen weggelopen. Van zodra Verheggen uit het zicht van de Duitser is, loopt hij in de richting van de bureaus, daalt het talud van de Zenne af en verlaat het spoorwegdomein. Ook Pochet zet het op een lopen… maar niet zonder eerst het vuur in de locomotief te doven. Het zal drie uur duren om de stoomdruk terug te krijgen.

Het personeel van Brussel-Zuid beslist eerst om het voorbeeld van de andere stations te volgen door weg te lopen en de Duitsers aan hun eigen problemen over te laten, maar wanneer ze telefonisch te horen krijgen van Brussel-West dat een gevangenentrein Klein-Eiland nadert, keren ze terug naar hun posten. Vol overtuiging gooien ze de hele operatie nog meer in de war. De treincommandant eist dat er een andere locomotief aan zijn trein wordt gekoppeld. Locomotief 109 is al in beslag genomen. Voor locomotief 1202 is dan weer geen machinist beschikbaar omdat Verheggen er vandoor is gegaan. Eén locomotief is gereserveerd voor een Rode-Kruistrein. Plotseling blijken meerdere locomotieven zonder konvooi naar Schaarbeek te zijn gestuurd. Bovendien staan alle seinborden op ‘veilig’, zodat naderende treinen het station Klein-Eiland passeren zonder te stoppen. Het is praktisch onmogelijk geworden om de gevangenentrein nog weg te sturen.

Baron Knudse de Verchou, de proconsul van Zweden, de heer Miney, consul van Zwitserland en de heer Lieckendael, directeur van Openbare Veiligheid worden naar het kantoor van de Duitse ambassadeur Mayr-Falkenbergh geroepen. Deze stelt hen officieel op de hoogte van de nieuwe orders van Jungclaus. Alle gevangenen dienen vrijgelaten te worden. De delegatie vertrekt onmiddellijk naar het treinstation van Klein-Eiland.

Dokter Van Dooren, een arts van het Rode Kruis wiens vrouw één van de gevangenen in de trein is, begint onderhandelingen met de Duitse spoorwegcommandant van Klein-Eiland. De dokter arriveert samen met Mr. Roberte van het Rode Kruis. Roberte heeft om 6 uur 's ochtends van de Duitse ambassadeur te horen gekregen dat de trein is teruggeroepen en dat alle gevangenen naar hun cel in de gevangenis van Sint-Gillis moeten terugkeren. Roberte is vastbesloten om dit tegen te houden en vraagt Van Dooren om gesprekken aan te knopen met de Duitse commandant. Deze is niet op de hoogte van specifieke bevelen, laat zich overtuigen en geeft opdracht de gevangenen uit de goederenwagons te bevrijden.  De wagon met de geallieerde vliegeniers blijft echter dicht. Zij worden ‘bewaard’ als krijgsgevangenen.

Kort na de bevrijding van de 1.370 gevangenen bereikt Jungclaus' bevel om de gevangenen te bevrijden station Klein-Eiland. De deuren van de wagons worden opengeschoven en de gevangenen zoeken elk hun weg terug naar huis.

Die avond rond 19 uur trekken de Engelsen en de Belgische Brigade Piron Brussel binnen. De hoofdstad is bevrijd. De levens van honderden gevangenen zijn gered. Louis Verheggen en Léon Pochet ontvangen later tijdens een grootse ceremonie het Kruis van Ridder in de Orde van Leopold 1.