HvhV: Het meest fascinerende verzetsverhaal gaat eigenlijk over de beste vriend van je overgrootvader, Isidore Bataboudila.
Eva: ‘Ook hij was hier al voor 1940 aangemeerd. Hij liet zijn haar knippen door mijn overgrootvader. Hij noemde zijn oudste zoon trouwens naar François, die peter werd van die jongen.’
Kristof: ‘We zijn vrij letterlijk op die historie gestoten. Eva en ik brachten begin november 2021 een bezoek aan het kerkhof van Elsene, een soort Père Lachaise in Brussel met praalgraven en rijke familiekerkers. We waren eigenlijk op zoek naar het graf van Robert Logelain, nog een gewezen patron van Eva’s overgrootvader. Een advocaat met lef. Hij was een van de stichters van de verzetskrant La Libre Belgique tijdens de oorlog. Ook hij is opgepakt en in meerdere Duitse werkkampen terechtgekomen. Volgens de overlevering kon hij ontsnappen tijdens een dodenmars. Nu ligt hij dus begraven in Elsene, waar hij een eregraf kreeg. Wij struinden er rond in de periode van Allerheiligen, in de hoop om er verse bloemen te vinden en dus ook levende nazaten met wie we zouden kunnen spreken. Maar we vonden iets anders.’
Eva: ‘Het graf van Isidore Bataboudila! Op nog geen vijf meter van dat van Logelain, ook op dat ereperk. We konden onze ogen niet geloven en renden snel naar het onthaal van de begraafplaats. Daar staat een fichebak met data. Isidore Bataboudila bleek eerst in het ‘gewone’ stervelingenperk begraven te zijn. Hij was in de januari overleden maar was eind februari alweer uitgegraven en naar het ereperk verplaatst, zo bleek. Omdat er op het graf van Isidore effectief verse chrysanten stonden, moest hij wel nazaten hebben. Zo belandden we uiteindelijk bij François Bataboudila, de zoon van Isidore die naar mijn overgrootvader is vernoemd.’
Kristof: ‘Een Malinees spreekwoord luidt dat er bij het overlijden van een mens een bibliotheek verdwijnt. Wel, Francois Bataboudila geldt voor twee bibliotheken. Hij is 90 jaar jong en maakte als tienerjongen de bezetting in Brussel en ook zijn vader Isidore bewust mee. Hij vertelde ons dat zijn vader een plekje op het ereperk kreeg door zijn heldendaden tijdens de oorlog. Hij verstopte in zijn huis in Elsene bijvoorbeeld een Joodse bakkersjongen en redde zo uiteindelijk diens leven. Isidore was lid van het Geheim Leger, een van de grootste verzetsgroeperingen van het land. Hij diende die beweging tot en met de bevrijding van Brussel in 1944. Een dossier in de rijksarchieven met een dikke laag stof op bevestigde alles wat François ons vertelde.’
Eva: ‘We vonden heel wat officiële erkenningen van Congolezen in het verzet terug in het Rijksarchief en de archieven van Defensie. De archivarissen zeiden dat we de eersten waren om die dossiers boven te spitten. Dat zegt quasi alles over de plaats voor zwarte verhalen in een witte maatschappij.’
HvhV: Er waren in dat jaar hooguit 200 Congolezen in heel België. Onwaarschijnlijk dat hij zich als lid van een in het oog springende minderheid ook nog eens waagde aan verzetsactiviteiten.
Eva: ‘Sterker nog. Tientallen Congolezen zaten in het verzet! Mijn overgrootvader wellicht ook, al zijn daar geen directe bewijzen van.’
Kristof: ‘De verhalen van François Bataboudila sloegen ons werkelijk met verstomming. Niet onbelangrijk om te weten is dat hij een metis is, zoon van een zwarte vader en een witte moeder. Toen waren er trouwens nog geen Congolese vrouwen in België. Nog straffer is dat zijn moeder niet alleen van Zwitsers-Duitse komaf was, maar klaarblijkelijk ook nog eens nazisympathieën koesterde! Ze was zelfs een vriendin van Von Falkenhausen, de nazi-generaal voor België en Noord-Frankrijk. En dat terwijl haar Congolese man in het Belgische verzet zat. (glimlacht) De mens, ge kunt daar niet aan uit.’
HvhV: Bestaat de mogelijkheid dat zij een spionne was?
Kristof: ‘Geen idee en onmogelijk te achterhalen. François was een kind van 11 in 1944. Hij hoorde zijn moeder tijdens de oorlog aan de keukentafel eens zeggen tegen zijn vader: ‘Je vais te faire fusiller.’ Ik zal je laten fusilleren. Dat toont dat ze mogelijk op de hoogte was van zijn verzetsdaden, en dus ook van de joodse verstekeling op zolder. Het tegendeel lijkt bijna onmogelijk. Maar of ze dan ook informatie bij Von Falkenhausen ontfutselde? We kunnen het jammer genoeg niet achterhalen, maar het zou wel straf zijn.’
Eva: ‘Mevrouw Gutmann ging alleszins geregeld langs bij Von Falkenhausen. Zoon François had als kind nog op de knie gezeten van de nazi-generaal, in diens ambtswoning in Brussel. Hoe dat allemaal kon, is te lang om hier uit te leggen. In elk geval was het huwelijk van Bataboudila en mevrouw Gutmann een ongelofelijke spreidstand.’
Kristof: ‘Die scheurde toen de Duitsers uit Brussel vluchtten. Ook mevrouw vluchtte uit Brussel. Naar waar precies, dat wist François niet, maar ook daar boden archieven een ongelooflijk antwoord. Voor ze uiteindelijk weer in Zwitserland belandde, werkte ze even als dienstmeid in Antwerpen… voor een Joodse vrouw. Die wist naar alle waarschijnlijkheid niks af van haar vriendschap met de man die eindverantwoordelijke was voor de deportaties vanuit kazerne Dossin. Ik ben de kleindochter van die dame nog gaan opzoeken. Haar oma zei zich eerst wel, vervolgens niet veel te herinneren. Dat boekje hebben we dan maar dicht gelaten.’