Er broeide wat in de Rijksmiddenschool in Brugge. Ruim een jaar na het begin van de bezetting ontving het Militärbefehl in Brussel een nota die uitgebreid verslag uitbracht van de vijandige geest in de middelbare scholen in Brugge. In zijn als geheim aangeduide brief deelde de Verwaltungschef van Feldkommandantur 578 in Brugge mee dat de nota van de lokale vertrouwensman, een zogenaamde V-Mann, door de Geheime Feldpolizei was geverifieerd en juist bevonden. Het stemde hem niet vrolijk. Amper een jaar na het begin van de bezetting was de strijd om de sympathie van de bevolking, door de Duitsers nochtans krachtig gevoerd, verloren. Hij schreef onder andere: “De mentaliteit van de leerlingen en van de jeugd in het algemeen is niet goed. Met uitzondering van onze eigen Vlaams-Nationale jeugd, is de jeugd anglofiel, anti-Duits en anti-Vlaams-nationaal.” Een oorzaak hiervoor was onder andere “de vijandige geest binnen de onderwijsinstellingen”. In de daaropvolgende analyse van het lerarenkorps van acht Brugse scholen worden tientallen leerkrachten of directeurs als anti-Duits, anti-VNV of anglofiel omschreven. Voor de Rijksmiddelbare jongensschool ging het om liefst veertien leerkrachten, waaronder Michel Van Poucke, erkend bevelhebber van het Geheim Leger, Fernand Mullaert, officier, en Theodule Macharis, de stichter van de Brugse afdeling van het Onafhankelijkheidsfront.
Het Onafhankelijkheidsfront stond bekend als een mantelorganisatie van de Kommunistische Partij maar dat belette niet-communisten of zelfs rechtse anticommunisten niet om zich aan te sluiten. Ook al stonden communisten radicaal tegenover de fascistische ideologie, toch hielden ze zich in het eerste oorlogsjaar enigszins afzijdig. Ze waren immers gebonden aan het niet-aanvalspact dat bestond tussen Duitsland en Rusland, het Molotov-Ribbentroppact. Toen Hitler met zijn aanval op Rusland het pact in juni 1941 verbrak, wakkerde hij eigenhandig het ‘linkse’ verzet aan.
De geschiedenis duwde de veertienjarige Mathieu Hinoul in de armen van een communistische verzetsbeweging, maar dat had op zich geen ideologische betekenis. Het verzet was geen eengemaakt leger, geen monolithisch of centraal aangestuurd blok. Het was een verzameling van individuele acties en onafhankelijke entiteiten die als paddenstoelen uit de grond schoten. Sommige verzetslui droomden van een vrij en democratisch België, anderen van een autoritaire staat met een koning aan het hoofd. Aan communistische zijde verkoos men een staatsorde naar het voorbeeld van de Sovjet-Unie van kameraad Stalin. Soms wisten de verzetslieden aan de basis niet eens tot welke groep ze feitelijk behoorden. A la guerre comme à la guerre. Men had een gemeenschappelijke vijand en het Onafhankelijkheidsfront was met haar militanten en haar structuur op het terrein nu eenmaal aanwezig. Door de nabijheid van de zwaarbewaakte kust, de moeilijkheid van bewegen en het lege ommeland was het verzet in West-Vlaanderen minder strak georganiseerd dan in dichtbevolkte broeinesten als Vlaams-Brabant of Antwerpen.
Het Onafhankelijkheidsfront rekruteerde actief in jongerenmilieus, zoals jeugdbewegingen of sportverenigingen. Net als vandaag waren jongeren ook toen aantrekkelijke rekruten omwille van hun impulsiviteit en grote drang naar rechtvaardigheid. Samen met een andere leerling van de Rijksmiddenschool, Hubert Van Achte, richtte Hinoul de Brugse afdeling van de Revolutionaire Volksjeugd op. De RVJ trad in september 1941 toe tot het ‘Jeugdfront voor de Vrijheid’, de jongerenafdeling van het Onafhankelijkheidsfront. Ze opereerden in cellen van drie personen, waarbij een iemand contacten onderhield met iemand van een andere cel. Hoe minder men wist, hoe minder men kon prijsgeven tijdens de beruchte ondervragingen van de Gestapo.