‘Ik wil iets terugbrengen en daarmee het bestaan van een wonde erkennen’

In juli 2019 ondernam de Antwerpse Anouk Focquier, moeder, producer, ondernemer, curator, een fietstocht die het leven van haar en haar familie zou veranderen. Dit is het verslag van een tocht die de geschiedenis van generaties doorkruist.

Door Tim Van Steendam - 29/01/2025
‘Ik wil iets terugbrengen en daarmee het bestaan van een wonde erkennen’
Deze reportage verscheen in september 2024 in het allereerste ledenmagazine van Helden van het verzet. Na 6 maanden stellen we de artikels aan alle geïnteresseerde lezers ter beschikking. Ook het zesmaandelijkse ledenmagazine boordevol informatie over het Belgische verzet ontvangen? Via deze link word je lid.

Het is 1 juli 2019. Ik sta op de oprit van mijn huis met mijn fiets in de hand en de bagagekar achteraan aangekoppeld. Ik ben 37, heb twee jonge kinderen en ik heb tien jaar nagedacht, gegraven en lijnen getrokken tussen punten en onder hoofdstukken. Ik heb herinneringen geobserveerd als edelstenen; hen tegen het licht gehouden, gedraaid, de lichtinval vanuit verschillende perspectieven bekeken, begrepen en hen proberen te rangschikken tot een overzichtelijk geheel. In mijn ordening en zoektocht naar begrip liep ik echter telkens opnieuw tegen één centraal staande monoliet aan, die het hele landschap van gedachten en zoektocht naar antwoorden nadrukkelijk bepaalde. Een dwingende en verstikkende alfa en omega die als een opperwezen het antwoord op alles scheen te bieden. 
Mijn naam is Anouk Focquier, ik ben de dochter van Paul Focquier, de kleindochter van Victor Focquier en Elisabeth Ruelle en de achterkleindochter -en nicht van Frans Focquier, Maria Milio, Louis Focquier, Victorine Speeck, Romain Ruelle en Antoinette Elsewijck. Mijn familie maakte deel uit van het verzet tijdens de Tweede Wereldoorlog en betaalde daar vier generaties lang een hoge prijs voor. Op 1 juli 2019 was het tijd om die kwetsuur terug te brengen naar afzender, zodat het niet nog een generatie langer in onze familie dwangmatig aandacht kon opeisen. En dus stond ik daar, onder een aangename zomerzon, klaar om te vertrekken richting Kamp Vught in Nederland en concentratiekamp Sachsenhausen, Oraniënburg in Duitsland. Twee van de zes kampen waar mijn grootvader, Victor Focquier, gevangen zat alvorens op zijn tweede dodentocht door de bossen van Below bevrijd te worden door het Russische leger.
Helden van het verzet
De zoektocht in de archieven van Sachsenhausen naar Victor Focquier
Word steunend lid van vzw Helden van het verzet
Door vzw Helden van het verzet te steunen houdt u de herinnering aan onze verzetshelden levend. Na de Tweede Wereldoorlog zijn deze mensen in de plooien van de geschiedenis verdwenen. Dankzij u kunnen we hen alsnog de gepaste eer bewijzen.

Niemand moet dat weten

De enige manier om iets loodzwaar terug te brengen naar een gruwelijke plek, duizend kilometer verderop, lijkt me de fiets. Het vliegtuig is onderhand ecologisch onverantwoord, een auto te snel, een trein in theorie snel maar in Duitsland - oh ironie - onbetrouwbaar. 
De fiets zal me letterlijk en figuurlijk de ruimte geven om na te denken, me mentaal voor te bereiden op een geschiedenis waarvan ik tot dan toe altijd ben weggelopen of er mijn vingers voor in de oren stopte. Voor het eerst ben ik klaar om het verzwegene luidkeels toe te laten, me te laten overrompelen zodat ik het zal kunnen afsluiten en achterlaten. Dat kan alleen maar door helemaal alleen te fietsen door een weids, glooiend landschap. 
Mijn eerste etappe gaat naar kamp Vught, vlakbij ’s Hertogenbosch in Nederland. Kamp Vught ligt vandaag aan het einde van een weg die afgezoomd wordt met gebouwen met uiteenlopende invullingen. Er is de streng bewaakte gevangenis van Vught, de Lunetten woonwijk, de legerkazerne en achter betonnen palen met prikkeldraad ligt wat er nog rest van kamp Vught. Aan de ticketbalie vraag ik aan de vrijwilligers of ik sporen van Victor kan terugvinden. Die simpele vraag leidt niet naar het antwoord dat ik zoek en hoop te vinden, wel naar een heel ander gevoel: erkenning. 
De dame achter de balie vertelt dat ze het kind van een ex-gedetineerde is. Ze heet me van harte welkom en praat honderduit over interessante boeken over het kampleven, zoals Is Dit een Mens van Primo Levi, en over haar vader, die de terreur aan den lijve heeft ondervonden. Er is me mijn hele leven op het hart gedrukt te zwijgen over het verleden van de familie, omdat ‘niemand dat moet weten’. Dat zwijgen is opgelegd omdat de buitenwereld ‘ons niet wilde’ en dus zweeg ik, zoals iedereen. Maar dat beeld lijkt nu in frontale botsing te komen met die breed glimlachende dame. 

Met mijn ticket in de hand begeef ik me langzaam naar de site achter de prikkeldraad, naar de barakken waar de gevangenen sliepen en stel me voor dat mijn grootvader Victor hier als 18-jarig manneke had rondgelopen in lompen, zijn brits zoekende in de slecht verluchte, koude en met mensen volgepakte ruimtes. Op zoek naar Victor kom ik uit op twee barakken waarvan ik instinctief weet dat ze de kamers van de dood waren, het crematorium en de dissectiekamer. 
De dissectiekamer is een kille kamer met centraal een granieten blok dat niet het dode lichaam van het onschuldige slachtoffer lijkt te eren maar eerder de uitvoerder van de dissectie zelf. Ik blijf in de deuropening staan. Verder hoef ik niet te gaan.
 Naast dat rechthoekige gebouw bevindt zich het crematorium met cellen. Eén van die cellen herbergt een gruwelijke geschiedenis die mij waarschijnlijk het meest choqueert. In de nacht van 15 op 16 januari 1944 werden 74 vrouwen 14 uur lang in een cel van 9 bij 9 meter gepropt als vergeldingsactie door de kampbewakers omdat de vrouwen collectief in opstand waren gekomen. Er is slechts één klein raam. Toen de celdeur opnieuw werd geopend, waren er 10 vrouwen overleden. Dit incident staat bekend als het 'bunkerschandaal'. Het doet me nadenken over de redenen waarom mensen, zoals deze vrouwen en zoals Victor, collectief en individueel besloten in opstand te komen en hun eigen leven op het spel te zetten voor gerechtigheid, om die terug te winnen voor henzelf en voor anderen. Het brengt me bij de Franse schrijver Albert Camus. Een individu zet het eigen leven op het spel omdat het deel uitmaakt van de gemeenschap en omdat de gemeenschap het verleden, heden en toekomst vormt, ook al riskeren zij er zelf geen deel meer van uit te maken.

Een broeihaard van verzet

Terug buiten stap ik emotioneel leeg op mijn fiets. Ik voel dat ik mentaal moet herkalibreren. Ik ben blij om de komende dagen ruimte te hebben om te fietsen door de glooiende Hoge Veluwe, de glinsterende rivier de Waal in Nijmegen over te steken en de pittige heuvels van de Harz in Duitsland te beklimmen. Via de Elbe fiets ik het iconische Dessau binnen. De stad van het Bauhaus, wieg van de Europese artistieke avant-garde. ‘Kunstenaars, zo schreef Kamagurka ooit, zijn de kanaries in de koolmijn’. Kunst is altijd kwetsbaar, zeker in tijden van politieke crisis. Kunstenaars zijn de luizen in de pels van identitaire politici omdat ze hen de zotskap opzetten. Victor wist zich daarom, niet toevallig, in elk kamp omringd door kunstenaars. Zij die het overleefden werden zijn vrienden voor het leven. 
We reizen meestal omdat we iets mee naar huis willen nemen. Of het nu een herinnering, een ervaring of een materieel souvenir is. Mijn reis is bedoeld om het tegenovergestelde te doen. Ik wil iets terugbrengen en daarmee het bestaan van een wonde erkennen. Ik reconstrueer in gedachten het verhaal van mijn familie. Frans, Louis en Romain Focquier waren aan het begin van de Tweede Wereldoorlog veertigers van eenvoudige komaf en allen scheepsherstellers in de haven van Antwerpen. Dat Frans’ zoon Victor ook scheepshersteller zou worden was een ontegensprekelijke evidentie. In het schoolschrift van Victor lees ik in sierlijke letters genoteerde lessen over elektriciteit, houtbewerking en mechanica. In de brieven naar zijn moeder, die hij schreef vanuit de verschillende kampen, schrijft hij dat hij zo graag het hout terug tussen zijn handen zou voelen glijden met zijn houtschaaf. Dat hij daarvan droomt. 
De haven van Antwerpen was niet alleen een belangrijke strategische locatie voor de bezetter, het was om diezelfde reden ook een broeihaard van verzet. Frans, Louis, Romain waren lid van het Onafhankelijkheidsfront. Ze maakten vlugschriften, deelden die uit, probeerden illegale vakbonden op te richten, smokkelden levensmiddelen en zamelden steungelden in voor de families van gearresteerde strijdmakkers. Hun kinderen, Victor en Elisabeth, hielpen hen daarbij. Al fietsend gingen de onverdachte kinderen Victor en Elisabeth op pad naar het Waasland om de vlugschriften te verspreiden bij de boeren en voedsel terug te smokkelen. In de zomer van 1942 echter worden alle mannen gearresteerd nadat ze verraden zijn. Mijn grootmoeder Elisabeth ontspringt de dans, zij blijft alleen achter met haar moeder en zal haar vader Romain nooit meer terugzien.
In de gevangenis van de Begijnenstraat in Antwerpen spelen de echtgenotes een belangrijke rol door hen telkens het mocht een pakket met levensmiddelen te bezorgen. Na de Begijnenstraat splitsen de wegen van Victor zich met die van Romain, Frans en Louis. De laatsten worden eerst naar Breendonk gevoerd en later op transport gezet naar Gusen/Mauthausen. Daar sterven ze allemaal kort na elkaar in de winter van 1942-1943. Victor’s traject loopt via de gevangenis van Leuven, de citadel van Huy, Kamp Vught, Kamp Lieberosen en Kamp Sachsenhausen, tot hij op 21 mei 1945 op dodenmars in de bossen van Below door het Russische leger wordt bevrijd. 
Helden van het verzet

Gedurende de eerste twee jaar van zijn gevangenschap, tot en met Kamp Vught,  onderhoudt Victor een correspondentie met zijn moeder Maria Milio. De meeste brieven die mijn grootvader stuurde, zijn bewaard gebleven en helpen mij om het verzwegene te reconstrueren. Het valt me op hoe een amper 18-jarige jongen zijn moeder troost en haar belooft terug te komen voor zijn volgende verjaardag of de volgende Kerst en hoe hij, zijn vader die hij erg mist en zij terug samen zullen zijn. Hoe hij droomt van de bloemen die hij in zijn plantenbak zal zetten en de wandelingen die hij met zijn vader zal maken naar de tuin van nonkel Louis.
Na twaalf dagen fietsen kom ik aan in Kamp Sachsenhausen, Oraniënburg. Hier, en in het satellietkamp Lieberose, bracht Victor tijd door. Beide plaatsen bevatten de donkerste delen van de menselijke geschiedenis. Alleen door afstand te nemen van jezelf kon je misschien overleven. Een andere overheersende en waarschijnlijk de meest kwellende factor van allemaal was 'geluk'. Geluk dat je niet werd opgehangen, je het zwaarste werk niet hoefde te doen, je niet werd gemarteld, je niet in het hoofd werd geschoten, er niet op je werd geëxperimenteerd, je niet verhongerde, je niet ziek was, je niet op de ijskoude vloer sliep, je niet door je vrienden in het bos werd begraven, enzovoort. Victor navigeerde door dit inferno met 'geluk'. En het is waarschijnlijk een van de moeilijkste waarheden om mee om te gaan in je 'extra leven', zoals hij zijn leven na de oorlog noemde.
Vandaag is Kamp Sachsenhausen een groot, bijna leeg grasveld achter een lange muur. Lange rechthoekige dorpels geven de omtrekken en posities van de barakken aan. Een wit poortgebouw en een zwarte poort bieden toegang tot een grote, lege weidsheid. Ik kijk naar de hemel en net op dat moment vliegt er een groep kraanvogels over. Zo mooi en poëtisch. Ik kan me moeilijk voorstellen dat kraanvogels toen ook de lucht sierden terwijl onder hen de hel zich voltrok. Dit was de hemel die Victor zag, stel ik me voor. Omhoog kijken is zelfs voor mij een verademing. 
In Kamp Sachsenhausen heb ik een afspraak met Mevrouw Ohm, de directeur van het Sachsenhausen museum. Wanneer ik met haar in haar kantoor zit, op zoek naar documenten die naar mijn grootvader Victor kunnen verwijzen, zegt ze op een bepaald moment, zonder van haar scherm op te kijken: ‘I understand what you are doing’. 

‘Ik begrijp wat je doet.’

Die ene zin neemt al mijn denken, twijfels en angst in één klap weg. Voor de eerste keer zegt iemand dat wat ik doe, begrijpelijk is. Dat wat ik aanvoel juist is en dat het doorbreken van het stilzwijgen goed is. 
Ik heb het juist begrepen dat mijn grootmoeder zichzelf altijd op de achtergrond plaatst, in het schemerlicht waar ze niet geraakt kan worden. Waarom ‘sorry’ haar stopwoord is. Alsof ze zich nog steeds moet excuseren dat ze wel nog leeft. Waarom mijn grootvader Victor in een onstilbare razernij uitbarstte, telkens iets of iemand zijn vanuit trauma’s geconstrueerde fragiele wereldbeeld dreigde te verschuiven. Waarom hij altijd met de auto reed, nooit met de tram of trein. Waarom hij, tot mijn groot jolijt, mijn boterhammen altijd voorzag van buitensporig veel choco of confituur. Centimeters dik, en dan nog één smeerbeurt ‘om het af te leren’. Waarom ik anderzijds altijd mijn bord moest leegeten, tot de laatste kruimel. Ongeacht het protest van mijn smaakpapillen of maag. Waarom ik niet mocht peuteren in mijn versbereide maaltijd. Het deed me inzien waarom mijn papa enkel zwart en wit, goed of slecht, ja of nee begreep en waarom de grijsruimte in zijn hoofd zo moeilijk te creëren viel. Een oorlog verwacht antwoorden, geen twijfel. Zo was hij opgegroeid. Waarom hij leefde alsof elke minuut zijn laatste was, waarom hij zich fysiek afbeulde voor de volgende marathon om zijn innerlijke wonden toe te dekken. Waarom hij boos werd van luiheid. Hij moest leven. Dwangmatig. Waarom mijn moeder, voor wie de oorlog eerder anoniem was, meegesleurd werd in een vortex van onuitgesproken woorden, onbehandelde pijn en opborrelende woede. Waarom zij tot op de dag van vandaag niets wil horen over de oorlog en er ook niets mee te maken wil hebben. Hoe ook zij met een oorlog trouwde. 
Waarom ik ben opgegroeid in een gezin van liefde, scheefgetrokken door een slepende, onuitgesproken wonde die ik niet mocht benoemen. Waarom mijn papa onstilbaar begon te huilen toen ik hem aan mijn keukentafel vertelde waarom ik zou beginnen fietsen. Toen, op dat moment, aan de witte keukentafel, wist ik dat ik de vinger op de juiste plek had gelegd. Ik heb mijn papa nooit zo weten huilen.
Helden van het verzet
Anouk Focquier, moeder, producer, ondernemer, curator.