Ook in Rusland is de invloed van Masereels grafische avant-garde onmiskenbaar. Dankzij de publicatie van zijn politieke tekeningen en de houtsneden waarmee hij de boeken van Rolland en Holitscher geïllustreerd heeft, is hij geen onbekende meer in de intellectuele en artistieke kringen van de hoofdstad. In 1935 trekt hij dan ook oostwaarts. De Moskouse pers becommentarieert zijn bezoek in uiterst positieve bewoordingen. Hij krijgt er tentoonstellingen en ontmoet er tijdens een rondreis Russische kunstenaars, Duitse communisten en Franse intellectuelen. In het licht der geschiedenis kan deze reis eigenaardig lijken. Zou Masereel toen al op de hoogte geweest zijn van de zuiveringen en de schijnprocessen die Stalin op dat moment uitvoert? We weten het niet. Tijdens een tweede reis een jaar later ontmoet hij zelfs Jozef Stalin. Masereel is in tegenstelling tot zijn goede vriend Rolland geen stalinist geworden, maar hij is niet de enige die denkt dat Stalin het beste tegengif is voor democratieën die lijden aan de woekerende bruine pest. Mao, Stalin, Hitler, Mussolini, Franco… nu kunnen we de terreur van deze heerschappen in zijn historische context plaatsen, maar toen stond de wereld in brand. In het heetst van de strijd zocht iedereen zijn plek.
Zijn tentoonstellingen volgden elkaar op: Amsterdam, Parijs, Londen, Praag, Boedapest, Moskou, Mexico-Stad. In 1937, op de Wereldtentoonstelling in Parijs, exposeerde hij een enorm schilderij getiteld ‘De begrafenis van de oorlog’ voor het paviljoen van de Wereldvredesvereniging. In het naburige paviljoen van de Republiek Spanje kaapte een ander kunstwerk de aandacht van de wereld: Picasso’s Guernica. De weerzinwekkende verbeelding van het nazibombardement op het Baskische stadje heeft een bewustzijn van oorlogsdreiging en vernietiging binnengebracht in de collectieve verbeelding. Frans Masereel, die enkele maanden eerder in Spanje verbleef, heeft de pijnlijke gevolgen van de Spaanse burgeroorlog met lede ogen moeten aanzien. Republikeinse massademonstraties in Barcelona en de hongersnood op het Catalaanse platteland lieten een diepe indruk op hem na. Als kunstenaar was hij in de jaren twintig en dertig uitgegroeid tot de belangrijkste houtsnijder van de twintigste eeuw. Met de gemakkelijk verspreidbare volksedities op krantenpapier hebben zijn beeldensuites het sociale bewustzijn rond oorlog, verzet en activisme op veel grotere schaal beroerd dan eender welk ander meesterwerk uit die periode. ‘Een doek verkopen is misschien geweldig,’ zou hij zeggen. ‘Maar het verdwijnt op de muren van het huis van de koper en daarmee houdt het op. Beter een boek met houtsneden dat het grote publiek kan bereiken.’
In 1937 maakte hij de houtsnede voor een dichtbundel van Léon Gontron Damas, getiteld Pigmenten. Twee jaar na publicatie werd het boek door de Franse autoriteiten gecensureerd omdat het ‘onrust’ had veroorzaakt in Ivoorkust. Pigmenten was een vroeg voorbeeld van artistiek engagement met de antikoloniale emancipatiebeweging, lang voordat er sprake was van dekolonisatie of postkolonialisme. In zijn latere werk Libération uit 1961 verwijst Masereel opnieuw naar de Congolese onafhankelijkheid: drie naakte, zwarte figuren vieren feest terwijl ze weglopen uit een grimmig flatgebouw. Een blanke zakenman kijkt geschokt toe.