Anton Hafkenscheid was decennialang verbonden aan het Sinai Centrum in Amersfoort, een instelling voor gespecialiseerde geestelijke gezondheidszorg die uitgroeide tot een expertisecentrum voor getraumatiseerden door oorlog en vervolging. Zijn patiënten waren allen op een of andere manier getekend door de Tweede Wereldoorlog: overlevenden van de concentratiekampen, onderduikers, verzetsmensen, slachtoffers van bombardementen, dwangarbeiders, kinderen van slachtoffers, en later ook vluchtelingen en veteranen. Zijn loopbaan is een unieke getuigenis van hoe trauma generaties lang kan doorwerken.
Hafkenscheid: ‘Het Sinai Centrum komt voort uit een modern, vooroorlogs Joods psychiatrisch ziekenhuis, het Apeldoornsche Bosch. Begin 1943 werden alle patiënten en medewerkers naar Auschwitz gestuurd. Armand Sunier, een psychiater van niet-Joodse afkomst, heeft er na de oorlog een klein Joods psychiatrisch ziekenhuis uitgebouwd. Hij liet zich inspireren door zijn vader, de directeur van de Artis-dierentuin in Amsterdam. Daar zaten heel wat Joden ondergedoken, tot onder de leeuwenkooien toe. Zijn instelling is uitgegroeid tot hét psychiatrisch centrum voor de Joodse gemeenschap in Nederland. Later kwamen daar ook andere groepen oorlogsgetroffenen bij, waaronder verzetsmensen en hun kinderen.’
Er is niet alleen het Sinai Centrum, maar ook Centrum 45. Nederland heeft maar liefst twee expertisecentra voor oorlogsslachtoffers en nabestaanden, België niet één.
‘Ja, dat is best wel uniek in de wereld. In Nederland is de emancipatie van de oorlogsgetroffenen begonnen bij de verzetsdeelnemers. De grootste verzetsgroepen in Nederland, het communistisch en het gereformeerd verzet, verenigden zich in
de Stichting 40-45, een maatschappelijke werkinstelling voor verzetsdeelnemers. Ze ijverden
voor tegemoetkoming voor de offers die zij gebracht hebben. Het ging dan niet enkel om fysieke, maar voor het merendeel ook om geestelijke invaliditeit.
Begin jaren negentig zagen we plots een enorme toestroom van child survivors en kinderen van oorlogsgetroffenen, de tweede generatie. Je kan eigenlijk drie groepen onderscheiden. De eerste generatie bestaat uit mensen die de oorlog bewust hebben meegemaakt, de kampen of de onderduik hebben overleefd of deelnamen aan het verzet. Dan heb je de zogenaamde child survivors, de jonge overlevenden, die baby, peuter of kleuter waren tijdens de bezettingsjaren. Tot slot is er de tweede en derde generatie, de kinderen die na de oorlog zijn geboren en hun kinderen.’