‘Sommige kinderen dromen over kampen die ze nooit hebben gezien. Dat is een extreme vorm van loyaliteit.’

In Vlaanderen waren getraumatiseerde slachtoffers van de Tweede Wereldoorlog decennialang op zichzelf aangewezen, met alle gevolgen van dien. Niet zo in Nederland. Daar ontstonden vrij snel na de oorlog gespecialiseerde centra. Tweedegeneratie-pionier en klinisch psycholoog Anton Hafkenscheid (67) behandelde op veertig jaar tijd honderden patiënten met psychische schotwonden. ‘Ik sprak mensen die hun moeder hebben zien wegvoeren of hun vader zagen neerschieten. Dat draag je een leven lang met je mee.’

Door Anton Hafkenscheid - 12/12/2025
‘Sommige kinderen dromen over kampen die ze nooit hebben gezien. Dat is een extreme vorm van loyaliteit.’
Anton Hafkenscheid was decennialang verbonden aan het Sinai Centrum in Amersfoort, een instelling voor gespecialiseerde geestelijke gezondheidszorg die uitgroeide tot een expertisecentrum voor getraumatiseerden door oorlog en vervolging. Zijn patiënten waren allen op een of andere manier getekend door de Tweede Wereldoorlog: overlevenden van de concentratiekampen, onderduikers, verzetsmensen, slachtoffers van bombardementen, dwangarbeiders, kinderen van slachtoffers, en later ook vluchtelingen en veteranen. Zijn loopbaan is een unieke getuigenis van hoe trauma generaties lang kan doorwerken.
Hafkenscheid: ‘Het Sinai Centrum komt voort uit een modern, vooroorlogs Joods psychiatrisch ziekenhuis, het Apeldoornsche Bosch. Begin 1943 werden alle patiënten en medewerkers naar Auschwitz gestuurd. Armand Sunier, een psychiater van niet-Joodse afkomst, heeft er na de oorlog een klein Joods psychiatrisch ziekenhuis uitgebouwd. Hij liet zich inspireren door zijn vader, de directeur van de Artis-dierentuin in Amsterdam. Daar zaten heel wat Joden ondergedoken, tot onder de leeuwenkooien toe. Zijn instelling is uitgegroeid tot hét psychiatrisch centrum voor de Joodse gemeenschap in Nederland. Later kwamen daar ook andere groepen oorlogsgetroffenen bij, waaronder verzetsmensen en hun kinderen.’

Er is niet alleen het Sinai Centrum, maar ook Centrum 45. Nederland heeft maar liefst twee expertisecentra voor oorlogsslachtoffers en nabestaanden, België niet één.
‘Ja, dat is best wel uniek in de wereld. In Nederland is de emancipatie van de oorlogsgetroffenen begonnen bij de verzetsdeelnemers. De grootste verzetsgroepen in Nederland, het communistisch en het gereformeerd verzet, verenigden zich in 
de Stichting 40-45, een maatschappelijke werkinstelling voor verzetsdeelnemers. Ze ijverden 
voor tegemoetkoming voor de offers die zij gebracht hebben. Het ging dan niet enkel om fysieke, maar voor het merendeel ook om geestelijke invaliditeit.
Begin jaren negentig zagen we plots een enorme toestroom van child survivors en kinderen van oorlogsgetroffenen, de tweede generatie. Je kan eigenlijk drie groepen onderscheiden. De eerste generatie bestaat uit mensen die de oorlog bewust hebben meegemaakt, de kampen of de onderduik hebben overleefd of deelnamen aan het verzet. Dan heb je de zogenaamde child survivors, de jonge overlevenden, die baby, peuter of kleuter waren tijdens de bezettingsjaren. Tot slot is er de tweede en derde generatie, de kinderen die na de oorlog zijn geboren en hun kinderen.’
Helden van het verzet
Word steunend lid en geef onze werking vleugels
Onze werking krijgt geen vaste subsidie. We kunnen jouw financiële steun dus goed gebruiken! Word vandaag nog steunend lid! Je maakt een historisch onrecht ongedaan, ontvangt het Heldenmagazine, steunt onze projecten en maakt deel uit van een levendige community.
U hebt honderden van die mensen gesproken. Om welke klachten ging het bij hen?
‘Om zowat alle psychiatrische klachten die we kennen. Je kan daar niet meteen een label op plakken. Het draait vaak om een persoonlijkheidsproblematiek, in combinatie met angsten en depressies. De tweede en derde generatie is vaak opgegroeid in dysfunctionele of onveilige gezinnen. Sommige ouders leefden na de oorlog als verdoofd en zagen de kinderen nauwelijks staan. Anderen hebben wreedheden meegemaakt en begingen die vervolgens zelf binnen het gezin. Of ze waren jaloers op hun kinderen omdat zij, in tegenstelling tot hen, wel in vrede zijn opgegroeid. Kinderen van overlevenden of van verzetsstrijders geven vaak aan dat de getraumatiseerde ouder emotioneel niet bereikbaar was. En de andere ouder kon dat niet altijd compenseren.
Er zijn veel Nederlandse verzetsmensen omgekomen. De meerderheid van vermoorde verzetsstrijders waren mannen, dus de weduwen waren vaak jonge vrouwen die na de bevrijding behoorlijk losgeslagen leefden. Ze kwamen in een gemeenschap met andere verzetsvrouwen terecht. Ze dronken erop los. Er kwamen veel andere, vaak foute mannen in huis. Die groep van kinderen is op een heel basale manier verwaarloosd. Ze werden ook afgeschermd tegen de tragiek van hun gestorven ouders. De ware toedracht van hun dood, bijvoorbeeld een executie door nazi’s, werd lang verzwegen. Kinderen moesten dan zelf op zoek naar wat vader of moeder had meegemaakt.’

Child survivors hebben als kind de oorlog meegemaakt en groeiden daarna op in een dysfunctionele omgeving. Dragen ze dan een dubbel trauma met zich mee?
‘Precies. De tweede generatie heeft soms grotere klachten dan de eerste. De oudere eerste generatie had vaak nog herinneringen aan een leven in vrijheid en veiligheid. Ze hadden bovendien al een idee ontwikkeld over hoe de mensheid in elkaar stak. De child survivors en de tweede generatie zijn vaak angstig en wantrouwig. Ze hebben nooit de kans gekregen om een basisvertrouwen te ontwikkelen.
'Ik heb ook meegemaakt dat kinderen van verzetsdeelnemers boos waren omdat hun ouders zulke risico’s hadden genomen. Kinderen slingeren dan heen en weer tussen trots en woede: trots dat de ouder zulke moed heeft vertoond en tegelijk boosheid omdat de risico’s de veiligheid van het gezin bedreigden. Ze denken: Zo, mijn ouders hielpen dus liever vreemden onderduiken dan mij te zien opgroeien.’
‘Sommige ouders leefden als verdoofd en zagen de kinderen niet staan’
Zijn er verhalen die u als mens diep geraakt hebben?
‘Ja, heel wat zelfs. Ik heb mensen behandeld die hun eigen ouder hebben zien wegvoeren of hun vader zagen neerschieten. Dat zijn onvoorstelbaar tragische verhalen. Die draag je een leven lang met je mee. Gelukkig kon ik altijd terecht bij ons netwerk van specialisten, waar ik zelf eens mijn hart kon uitstorten. Het begeleiden van de begeleider is belangrijk, dat wordt vaak onderschat.’
Verzetsstrijders leefden jarenlang in groot gevaar, keken voortdurend over de schouder, zagen mensen rondom zich verdwijnen. Welke psychische gevolgen heeft dat voor een mens?
‘Dat is een aanslag op je stresssysteem. Overlevers van de oorlog zijn de rest van hun leven wantrouwig en op hun hoede, ook in volstrekt veilige situaties. In therapie duurde het altijd opvallend lang om met die mensen een vertrouwensrelatie uit te bouwen. Zij hebben het kwaad recht in de ogen gekeken. Het waren ook niet altijd de makkelijkste mensen om mee te werken. Ze gedroegen zich nogal eens moreel superieur. Zij eigenden zich bijzondere rechten toe omwille van de keuzes die ze hebben gemaakt en de moed die zij hadden getoond.
Verzetsmensen die het overleefden bleven maar al te vaak achter met schuldgevoelens. Als ze iemand hadden gedood, zelfs al was het een vijand, dan konden ze dat moeilijk verwerken. Dat toonde zich ook wanneer bijvoorbeeld een kameraad uit het verzet het niet had overleefd. Gearresteerde verzetsmensen werden zwaar gemarteld. Als ze niet doorsloegen en jouw naam noemden, dan had jij je leven aan hun moed te danken.’

De eerste generatie is intussen grotendeels verdwenen. De hoofdpersoon is weg. Maakt dat voor de achterblijvers een groot verschil in de verwerking?
‘Zeker. In de groepsbehandelingen voor de tweede generatie zie je dat patiënten die een ouder verloren hebben met pijn kijken naar de patiënten van wie de ouder wel nog leeft. De groepsleden van wie de ouders nog leven kunnen bij de behandeling betrokken worden. Dat is bij de anderen niet meer het geval. Zij kunnen niet meer terug. Ze kunnen hooguit nog naar antwoorden zoeken in een archief.
Nabestaanden voelen zich na de dood van de hoofdpersoon plots schuldig omdat ze nooit de vragen hebben gesteld die ze wilden stellen. Als je je biografie als kind niet rond krijgt, niet alleen het verhaal vanaf je geboorte, maar de hele gezinsgeschiedenis, dan creëert dat zelfs bij volwassen kinderen een extra last. Het moeten raden naar een verleden, het meedragen van geheimen kan resulteren in ernstige psychische klachten.’
‘Verzetsmensen die het overleefden bleven maar al te vaak achter met schuldgevoelens’
Een landgenote van u, psychiater Patricia Dashorst, onderzocht kinderen van Tweede Wereldoorlog-slachtoffers met psychische problemen. Bijna de helft van haar patiënten had last van indirecte intrusies, beelden of gedachten die te maken hadden met een oorlogsverleden dat ze zelf niet hebben meegemaakt. Ze worstelen met nachtmerries over lijken, marteling en concentratiekampen. Alleen… het zijn niet hún herinneringen.
Hafkenscheid: ‘De ouder heeft soms zoveel over de oorlog gedeeld, dat die verhalen in het brein van het kind zijn beland. Soms vertelden ouders helemaal niks over de oorlog en hadden de kinderen toch nachtmerries of intrusies. Sommige kinderen dromen over concentratiekampen die ze nooit hebben gezien. Dat is een extreme vorm van loyaliteit. Je zou het kunnen zien als een behoefte van het kind om dichter bij de ouder te staan. Als een ouder een kind wegduwt, dan kan een ervaring van dezelfde pijn een onbewuste poging zijn om dichter te komen.’

Intussen waart het oorlogsspook weer door de wereld. De effecten van de conflicten in Gaza, Oekraïne en elders zullen zich nog generaties lang manifesteren. We weten wat eraan zit te komen. Kan men die trauma’s dan preventief behandelen?
‘Ik ben daar best pessimistisch over. Veel oorlogsslachtoffers wilden na 1945 liefst zo snel mogelijk hun leven hervatten. Er werden liefdesrelaties gesloten, gezinnen gesticht en jobs opgenomen. Ik denk dat we na de huidige conflicten hetzelfde zullen zien. Mensen willen na zo'n afschuwelijke ervaring gewoon normaal leven. We overschatten onszelf nogal gemakkelijk. Ik los het zelf wel op, denken we. Maar alleen is dat ontzettend moeilijk.’
Meer interessante artikels