Op 19 april 1943 kreeg ze op het zogenaamde XXste konvooi net als de andere 1.631 Joden te horen dat haar bestemming een werkkamp was. Kort voordat de trein om 22.00 uur vertrok, hoorde ze van de Joodse kazerne-arts Dr. Bach de waarheid: “Probeer te ontsnappen. In het Oosten zullen ze jullie allemaal, arme idioten, vergassen en verbranden.” Hij gaf haar een mes, dat ze nog net in haar jas kon verstoppen voor de SS'ers kwamen. De wachters gaven Régine en een andere jonge dokter de verantwoordelijkheid voor de wagen. Régine vertelde hem over de waarschuwing van Dr. Bach, maar hij geloofde haar niet.
Noodgedwongen ging ze alleen aan de slag en zaagde met haar mes de houten tralie door. Toen de trein vaart minderde in een bocht en even later zelfs stopte, zag ze haar kans schoon. Ze sprong en belandde ongedeerd in het struikgewas. Wist zij veel dat net dán
Youra Livchitz, Jean Franklemon en Robert Maistriau begonnen aan
een van de meest gewaagde operaties uit de Tweede Wereldoorlog. Gewapend met een lamp, drie tangen en één enkele revolver waren ze van Brussel naar het dorpje Boortmeerbeek gefietst om de trein tot stilstand te brengen met een rood stormlicht dat op de rails lag. Het openwrikken van de deuren met een tang ging traag en lukte maar bij één wagon. 17 mensen konden vluchten. SS’ers konden de aanvallers verjagen. Terwijl de trein zijn reis voortzette, konden nog eens ruim 215 anderen zich bevrijden uit de reeds beschadigde rijtuigen. Helaas werden 25 van hen ter plekke neergeschoten en 91 opnieuw aangehouden. Uiteindelijk weten 121 mensen aan de deportatie te ontkomen.
Régine liep verder. Ze bereikte een treinstation. Wanneer ze een seingever doodsbang haar verhaal vertelt, verstopt die haar in een hooiberg achter het huis. Net op tijd, want de SS was begonnen met een zoekactie in de omgeving. De bewaker bood de soldaten drankjes en iets te roken aan. Ze ontdekken Régine niet. Bloed kruipt waar het niet gaan kan. Terug in Brussel sloot ze zich opnieuw aan bij het Oostenrijkse Vrijheidsfront.
Het mirakel
Op 25 mei 1944 wordt ze op straat herkend door een Duitse soldaat die ze eerder had ontmoet tijdens haar ‘meisjeswerk’. Ze belandde opnieuw in het nazi-gevangenissysteem, maar deze keer als verzetsstrijder. Eerst in de gevangenissen van Sint-Joost en Sint-Gillis, daarna in het SS-opvangkamp Breendonk en in de Dossinkazerne. Tijdens de martelingen hield ze de lippen stijf op elkaar. Men veroordeelde haar ter dood, maar de nazi-bureaucratie kwam zichzelf tegen. De stempel op haar doodvonnis ontbrak, en dus overleefde ze miraculeus tot 4 september 1944, de dag van de bevrijding door de geallieerden.
Vanwege de zware martelingen verbleef ze na de bevrijding langdurig in een ziekenhuis, maar daarover gaf ze nooit meer details prijs. In de naoorlogse periode emigreerde ze naar de Verenigde Staten, waar ze een opleiding tot psychotherapeut volgde. Gans haar carrière begeleidde ze mensen met mentale problemen. Régine Krochmal overleed in 2012 op 91-jarige leeftijd in België.